Bestuurlijke boete Participatiewet: hoe zit dat?

De Participatiewet heeft tot doel dat mensen meedoen. Als gemeente biedt u inwoners inkomensondersteuning en leidt u inwoners toe naar werk of sociale activering. Daarvoor gelden regels. Zo heeft iedereen die een bijstandsuitkering krijgt, een arbeids-, re-integratie en inlichtingenverplichting. Bij schending van de inlichtingenplicht kan het college in beginsel een bestuurlijke boete opleggen. De uitvoering van de bestuurlijke boete is de afgelopen jaren continu bijgesteld. Hoe zit nu het met de bestuurlijke boete en de Participatiewet? We leggen het u uit.

De Participatiewet in het kort

Wat is de Participatiewet precies? De wet is bedoeld voor mensen die tijdelijk geen of onvoldoende inkomsten hebben uit betaald werk en daardoor niet zelfstandig kunnen voorzien in het bestaan. De gemeente vult het inkomen aan tot het sociaal minimum en begeleidt een brede doelgroep op weg naar werk. De Participatiewet moet ervoor zorgen dat meer mensen werk vinden, ook mensen met een arbeidsbeperking. De gemeente kan deze mensen begeleiden op weg naar werk. Het kan gaan om regulier werk, een baan in een beschutte omgeving of om onbetaald werk met behoud van uitkering. Dat is in het kort de betekenis van de Participatiewet. Bij de uitvoering hiervan kán de bestuurlijke boete participatiewet van toepassing worden.

Inlichtingenplicht Participatiewet

Zoals gezegd: iedereen die in de bijstand zit, heeft een inlichtingenplicht. Dat staat in de Participatiewet. De inlichtingenplicht houdt in dat mensen vanuit zichzelf – en natuurlijk ook desgevraagd – alles melden aan de gemeente wat van belang kan zijn voor het recht op een bijstandsuitkering. Denk aan onder meer gegevens over werk, inkomsten en de woonsituatie. De wet schrijft voor dat inwoners dit ‘onverwijld’ moeten doen. In de praktijk werken gemeenten met mutatieformulieren die binnen bijvoorbeeld 5 werkdagen moeten worden opgestuurd. Het is belangrijk dat gemeenten hier een goed en helder beleid voor hebben. En dat inwoners dit weten.

Artikel 17 Participatiewet: de originele wettekst

De inlichtingenplicht staat vermeld in artikel 17 van de Participatiewet. In lid 1 staat:

“1. De belanghebbende doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op zijn arbeidsinschakeling of het recht op bijstand. Deze verplichting geldt niet indien die feiten en omstandigheden door het college kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de tweede zin van toepassing is.”

Bestuurlijke boete Participatiewet

De bestuurlijke boete Participatiewet wordt dus opgelegd als een inwoner die in de bijstand zit zich niet houdt aan de inlichtingenplicht. Immers, de gemeente moet op basis van de juiste, actuele gegevens kunnen bepalen of iemand recht heeft op een uitkering. Tot 2013 kon de gemeente bij schending van deze verplichting de bijstand tijdelijk verlagen (maatregel) of boven een bepaalde grens aangifte doen. Het OM buigt zich dan over de kwestie. Maar het OM kreeg zoveel strafzaken, dat zij die niet allemaal konden behandelen. Bovendien volstond het OM veelal met een taakstraf. De overheid vond dat fraude op deze manier onvoldoende werd bestreden. Dit heeft geleid tot een aanpassing in het sanctiesysteem: van strafrechtelijke naar bestuursrechtelijke sancties. Daarbij werd de aangiftegrens verhoogd van € 10.000 naar € 50.000.

Daarom geldt bij sociale verzekeringsfraude sinds 1 januari 2013 de Wet aanscherping en handhaving sanctiebeleid SZW-wetgeving. Voortaan leggen het UWV, de SVB en de gemeente sancties op als de uitkeringsgerechtigde zich niet houdt aan de voorschriften. De wet biedt verregaande bevoegdheden om te handhaven in geval van fraude en recidive. De gemeente moet bij een overtreding een boete opleggen en kan in sommige gevallen volstaan met een waarschuwing. De inwoner kan tegen beide bezwaar aantekenen. Als de overtreding in het geheel niet verwijtbaar is, wordt afgezien van een boete.

Wanneer wordt een bestuurlijke boete gegeven?

Bij het opleggen van zo’n bestuurlijke boete geldt in de Participatiewet als uitgangspunt dat de boete gelijk is aan het bedrag dat de inwoner ten onrechte aan bijstand ontving: het benadelingsbedrag. De gemeente moet echter ook rekening houden met de verwijtbaarheid, de financiële omstandigheden van de inwoner en andere bijzondere omstandigheden. De boeteambtenaar moet bepalen of er sprake is van opzet, grove schuld, normale verwijtbaarheid of verminderde verwijtbaarheid. Dit bepaalt de hoogte van de boete: respectievelijk 100%, 75%, 50% of 25% van het benadelingsbedrag (het bedrag dat de gemeente te veel heeft verstrekt). In principe mag de gemeente uitgaan van ‘normale verwijtbaarheid’.

Bij ‘verminderde’ verwijtbaarheid ligt de stel- en bewijsplicht bij de inwoner. Maar bij ‘opzet’ en ‘grove schuld’ ligt de bewijslast bij de gemeente; een fikse taak voor de boeteambtenaar. Die moet vervolgens ook rekening houden met de draagkracht van de inwoner. Immers, die moet de boete wel binnen redelijke termijn kunnen terugbetalen: binnen 24 (‘opzet’), 18 (grove schuld), 12 (gemiddelde verwijtbaarheid) of 6 maanden (verminderde verwijtbaarheid). Daarbij mag de boeteambtenaar uitgaan van de fictieve draagkracht. Het gaat hierbij om het inkomen boven de beslagvrije voet. Dat is 90% van de bijstandsnorm. In sommige gevallen kan hij het vermogen erbij betrekken.

Daarbij moet de boeteambtenaar rekening houden met begrenzingen in de hoogte van de boete, die staan in het Wetboek van Strafrecht en in het Boetebesluit socialezekerheidswetten.

Uitdagingen voor de gemeente

De afgelopen jaren zijn er nogal wat aanpassingen doorgevoerd in de interpretatie en de uitwerking van het evenredigheidsbeginsel van het algemene bestuursrecht. Dit moet ervoor zorgen dat de lasten of nadelige gevolgen van een boete voor de inwoner niet zwaarder zijn dan het algemeen belang van het besluit. Het is eerlijker geworden voor inwoners, maar complexer om goed uit te voeren. Want wanneer is iets ‘opzet’ of ‘grove schuld’? Waar ligt de grens? De boeteambtenaar moet feiten en omstandigheden verzamelen en aan de hand van het dossier en het horen van de inwoner. Dat vraagt veel expertise. Momenteel worstelen gemeenten met de vraag hoe ze moeten omgaan met een verzoek van een inwoner om herziening van een boete die, als je die toetst aan de huidige regels, inmiddels te hoog zijn. Afgaande op uitspraken van de Centrale Raad van Beroep, doen gemeenten er goed aan om niet te star te zijn en mee te gaan in het herzieningsverzoek van de inwoner als de huidige regels daar aanleiding toe geven. Want doe je dat niet, dan heb je als gemeente waarschijnlijk een probleem in een daaropvolgende bezwaar- of beroepsprocedure.

blog card header

Vragen of advies nodig?

Peter Huijgens helpt u graag verder.

Wilt u op de hoogte blijven van veranderingen in het sociaal domein?

Meld u aan voor onze gratis nieuwsbrief Sociaal Domein. U ontvangt dan om de week onze nieuwsbrief vol met blogs van experts, interessante whitepapers en toelichting op (nieuwe) wetgeving.

Pagina delen op socials

Meer weten over dit onderwerp?

Peter Huijgens helpt u graag verder.