Bijstand en smartengelden

In deze blog een toelichting van juridisch adviseur Wim Eiselin op vergoedingen voor materiële en immateriële schade in de Participatiewet.

hero afbeelding Bijstand en smartengelden
12 juni 2023

A) Algemene benadering (zie art. 31 lid 2 onder l PW)

De algemene benadering is dat de Minister van SZW vergoedingen kan aanwijzen die niet als middel worden beschouwd. De praktijk is dat de aanwijzing dan de hele vergoeding betreft en die dus volledig wordt vrijgelaten.
De aanwijzingen tot nu toe betroffen vergoedingen naar aanleiding van ingrijpende gebeurtenissen voortkomend uit oorlogen, rampen of ernstig overheidsfalen. Gebeurtenissen zoals vliegrampen (Bijlmer, SLM, Faro), natuurrampen (watersnood van begin 1994 en 1995 in Limburg en Gelderland), gezondheidsrampen (HIV, Q-koorts, Legionella, asbest, silicose, zorgverleners die als gevolg van het werk met coronapatiënten op de ic kwamen of nabestaanden van hen), oorlogsslachtoffers (dwangarbeiders, Sinti, Joden, Roma, Indische gemeenschap, veteranen) of overheidsfalen (toeslagenaffaire, seksueel misbruik in pleeggezinnen).

B) De incidentele benadering (zie art. 31 lid 2 onder m)

Als de Minister niet tot een landelijk werkende aanwijzing overgaat, heeft de gemeente de mogelijkheid om uitkeringen en vergoedingen voor materiële en immateriële schade niet tot de in aanmerking te nemen middelen te beschouwen, voor zover dit naar het oordeel van het college uit oogpunt van bijstandsverlening verantwoord is. In de praktijk betreft dit bijvoorbeeld smartengelden voortkomend uit een geweldsmisdrijf, letselschade of onrechtmatige detentie.

Een geïnstitutionaliseerde toevallige toepassing

In de praktijk laten gemeenten in het algemeen 1/3 vrij en nemen de rest in aanmerking als middel. Deze werkwijze is ooit ontstaan omdat de CRvB in een van de 1e uitspraken in een concrete situatie een dergelijke verdeling als redelijk aanmerkte. De rechter toetst marginaal. Zou de CRvB in die zaak een hogere vrijlating hebben voorgesteld, dan was die ook redelijk bevonden en een voorbeeld voor beleid of gevalstoepassing geworden.

Beleidsregels van gemeenten immateriële vergoedingen

Opvallend is dat het onderwerp in weinig gemeentelijke beleidsregels is terug te vinden. Dat betekent dat de meeste gemeenten ad hoc beslissen of hooguit een interne werkinstructie op dit punt hebben.
In de beleidsregels zien we de 1/3-benadering het vaakst terug, soms met een basisbedrag dat altijd wordt vrijlaten, zoals 1 keer of 3 keer het bedrag van het bescheiden vermogen. De SVB (die de bijstand uitvoert voor alle AOW-gerechtigden) heeft het beleid om 1/3-deel van de schadevergoeding buiten beschouwing te laten, met een maximum van € 45.000. De gemeente Amsterdam laat de hele vergoeding vrij tot een bedrag van € 45.378.
Zo’n plafond waarboven alles in aanmerking wordt genomen is overigens geen aanmoediging voor de klant om een hoger bedrag aan smartengeld te vorderen. En een opmerkelijk kantje is ook wel het verschil voor de Amsterdammer die AOW-gerechtigd is en een aanvulling vanuit de bijstand krijgt. Bij eenzelfde vergoeding voor immateriële schade van € 45.000, mag de niet-AOW-gerechtigde Amsterdammer alles houden. De ander, wellicht in hetzelfde trappenhuis, slecht € 15.000. Recente rechtspraak duidt er op dat de CRvB hogere eisen stelt aan de motivering als bij smartengelden met een standaard vrijlating wordt gewerkt, zie ECLI:NL:CRVB:2023:909.

Aanvaarbaarheid verschillen tussen algemene en incidentele benadering

Nu de lijst van 100%-vrijlatingen van SZW steeds groter wordt, alsook de bedragen die daarmee gemoeid zijn (de € 125.000 werd al aangetikt), wordt het verschil tussen de incidentele benadering door gemeenten en de algemene door SZW steeds minder begrijpelijk. Voor dit verschil zie ik geen rechtvaardiging.
Het verschil zou niet mogen ontstaan door het orgaan dat beleid maakt, maar zou moeten voortvloeien uit de smart of aard van de schade op de mens. Voor de vrijlating zou het ook niet mogen uitmaken of het leed het nationaal gevoel raakt of alleen een gezin. Dit leed wordt daar immers niet door beïnvloed.
Kortom, er is aanleiding om het beleid van gemeenten te spiegelen aan de ontwikkelingen in het landelijk beleid en af te wegen of met het volgen van een ogenschijnlijk willekeurig ontstane lijn in de rechtspraak wel voldoende recht wordt gedaan aan de eigen en hedendaags gevoelde beleidsopvatting.
In deze ontwikkeling past het om scherper neer te zetten dat smartengeld een geldelijke tegemoetkoming is die helpt leed te doen vergeten of te doen verlichten. Daarbij past het niet deze snel op de bijstand in mindering te brengen. Ook de ombudsman heeft meermalen uitgesproken dat in redelijkheid niet gevergd kan worden dat smartengeld moet worden ingezet voor de algemene kosten van het bestaan.
Alleen voor zeer aanzienlijke uitkeringen, waardoor de klant in een financiële positie zou komen te verkeren dat onverkort vrijlaten niet in overeenstemming zou zijn met het karakter van de bijstand, kan een uitzondering worden gemaakt. En wat aanzienlijk is laat zich goed vastleggen in een beleidsregel. Voorbeeldbeleid vindt u in de juridische kennisbank Inzicht Sociaal Domein. In onze kennisbank is ook dit blog voorzien van rechtspraakverwijzingen en een samenvatting van de wetshistorie op dit punt. Heeft u nog geen abonnement op Inzicht Sociaal Domein? Wij vertellen u graag meer over de mogelijkheden.

Anderen bekeken ook