Een open deur naar bestaanszekerheid

In mijn vorige blog over bestaanszekerheid heb ik stilgestaan bij het goed faciliteren van mensen zodat zij duidelijkheid hebben over de financiële regelingen waar ze gebruik van kunnen maken. Weten wat mogelijk is, dat is echter pas de eerste stap. De volgende stap is zorgen dat zij gemakkelijk gebruik kunnen maken van die regelingen. Dat vraagt namelijk best wat van mensen. Gelukkig zit de Wet proactieve dienstverlening in de pijplijn en die kan hier een mooie bijdrage aan leveren. Tot die wet van kracht is kunnen we al heel wat stappen zetten.
Personeelstekorten en grote opgaves

Niet-gebruik

Het niet-gebruik van regelingen is moeilijk te schatten, maar ligt voor bijzondere bijstand, volgens de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel proactieve dienstverlening, tussen de 43 en 80%. Aanleiding voor niet-gebruik (voor alle regelingen, dus breder dan bijzondere bijstand) wordt opgesplitst in 3 oorzaken: regelgeving, uitvoering en de burger.

  • Op het niveau van regelgeving gaat het om complexiteit van de regeling, hoe concreet de criteria zijn en of er een financiële drempel (inkomens- of vermogenstoets) is. Hierbij is vooral de verhouding tussen complexiteit en opbrengst van belang (hoeveel moeite moet je doen voor welk bedrag?).
  • Op het niveau van uitvoering spelen de complexiteit van de aanvraagprocedure en de manier waarop informatie over de regelingen wordt gepresenteerd. Daarbij speelt ook of de aanvraag als stigmatiserend wordt ervaren.
  • Op het niveau van de burger gaat het om onbekendheid met het bestaan van de regeling of het niet goed begrijpen of interpreteren van de voorwaarden, het niet goed kunnen doorlopen van de aanvraagprocedure, angst voor afhankelijkheid of stigmatisering en angst voor sancties of terugbetaling.

Vindbaar en duidelijk

De wet proactieve dienstverlening is nog niet van kracht en we kunnen niet vooruitlopen op deze wet als het gaat om het gebruiken van gegevens van inwoners om ze te informeren dat ze mogelijk recht hebben op (aanvullende) regelingen. Gelukkig kunnen we tot die tijd wel een heleboel andere dingen doen. Een eerste stap is dat de informatie duidelijk vindbaar is. Op de website, maar ook op andere plekken. Posters of brochures in de supermarkt, de bibliotheek, het buurtcentrum, advertenties in de bus of op aanplakborden, informatie via het maatschappelijk middenveld of bericht in de huis-aan-huiskrant. Er zijn talloze mogelijkheden om meer bekendheid te geven aan de regelingen. Het helpt om mensen die al gebruik maken van die regelingen, teksten mee te laten lezen. Begrijpen zij wat er staat? Is duidelijk wat de mogelijkheden zijn en wat iemand moet doen om voor een regeling in aanmerking te komen? En nodigt het uit om er gebruik van te maken, of geeft het taalgebruik aanleiding tot schaamte of stigmatisering?

Eenvoudige aanvraag

De aanvraagprocedure kun je op veel verschillende manieren vormgeven. Van uitgebreide formulieren waar veel moet worden ingevuld met veel bewijsstukken, tot compacte aanvraagformulieren met alleen het verzoek om beperkte informatie. Voor beide varianten is wat te zeggen. En voor beide varianten geldt dat het in verhouding moet staan tot het doel. Eindeloos veel bewijsstukken voor een tegemoetkoming van € 100 werpt een drempel op (en trouwens ook veel uitvoeringskosten). Gaat het om een complexe aanvraag voor lange duur en veel geld, dan is een uitgebreidere uitvraag eerder gerechtvaardigd.

Daar komt bij dat gemeenten veel informatie zelf uit systemen kunnen halen in het kader van de Wet eenmalige gegevensuitvraag. Dus in theorie kunnen we een eenvoudig aanvraagproces inrichten, waarna de inwoner het vooringevulde formulier krijgt dat alleen nog ondertekend hoeft te worden.

Tot slot

Ergens blijft het idee van een maatwerkinkomen dat ik jaren geleden een keer heb geopperd, met enige regelmaat terugkeren in mijn gedachten. Wat als er nu één loket zou zijn waar mensen die onvoldoende inkomen hebben terechtkunnen en waar ze, op basis van de gegevens die al bekend zijn en een kleine uitvraag (alimentatie bijvoorbeeld), één toereikend inkomen zouden kunnen krijgen? Waar alle toeslagen, aanvullingen, minimaregelingen etc. in zitten? Zodat iemand maar één aanvraagproces door hoeft en de organisatie waar de aanvraag wordt gedaan de rompslomp aan de achterkant voor haar rekening neemt, inclusief afstemming met de organisaties/overheden die het budget beheren?

Ik blijf nog even doordromen en tot die tijd blijven we bij Stimulansz stappen zetten om gemeenten te ondersteunen om die bestaanszekerheid te garanderen. Omdat het de samenleving mooier maakt én voorkomt dat we blijven dweilen met de kraan open. Als we dit niet oplossen dan blijven mensen schulden maken (het kan niet anders als je elke maand geld tekortkomt voor noodzakelijke uitgaven), onnodige gezondheidsschade oplopen (stress door armoede is een bron van hart- en vaatziekten) en kinderen geven we niet de kans die ze verdienen.

Pagina delen op socials

Meer weten over dit onderwerp?

Mr. Evelien Meester helpt je graag verder.

Nieuwsbrief Sociaal Domein

Binnen 5 minuten op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in het sociaal domein? Meld u aan voor onze gratis nieuwsbrief. Met onder andere blogs van experts, interessante whitepapers en toelichting op wet- en regelgeving.

Andere bekeken ook

“Armoedebeleid door de jaren heen: we weten allang wat werkt”

Leven in armoede is hard werken, en armoedebestrijding is complex. Als je weet hoe dit zich door de jaren heeft ontwikkeld, kan je dat helpen in de ondersteuning van inwoners, stelt Wilma Kuiper. “Het is allang duidelijk wat werkt en niet werkt.”

Eén loket voor elke vraag: van het ‘wie’ naar het ‘hoe’

Ik loop al sinds 2004 mee in het sociaal domein. Het is de kunst om dan professioneel nieuwsgierig te blijven en met een open blik te kijken naar hoe we dingen doen zonder die als vanzelfsprekend te beschouwen. Juist door anders te kijken ontstaat ruimte voor verwondering en verwondering geeft ruimte voor verbetering. Een van die zaken waar ik me over verwonder is de vraag ‘wie moet iets oplossen’.

Kan een inburgeraar na 1,5 jaar nog van leerroute wisselen?

Gemeenten krijgen regelmatig te maken met inburgeraars voor wie de gekozen leerroute toch niet passend blijkt. Wat als die mismatch pas na 1,5 jaar aan het licht komt? In deze blog laten Renée van der Burg en mr. Petra Gerritsen zien welke ruimte gemeenten hebben om alsnog te schakelen.