Dol op labelen
Tja, het geitenprobleem van de dokters lijkt natuurlijk vooral grappig, maar feit is dat mensen dol zijn op categoriseren. Dat helpt om de grote hoeveelheid complexe informatie behapbaar te houden. Een eenvoudige manier om mensen in te delen is in ‘wij’ en ‘zij’. ‘Wij’ bestaan uit een groep waar we zelf toe behoren, de zij-groep zijn de anderen (en dus anders). Iedereen hoort bij verschillende wij-groepen. De familie, collega’s, de straat, Ajax/Feyenoord/Ado/zelf in te vullen-supporters, postzegelverzamelaars, Beatles/Stones/zelf in te vullen-fans, etc. We ontlenen een deel van onze sociale identiteit aan deze groepen. Wat ingewikkeld kan worden is als ‘de anderen’ soms ook ‘wij’ zijn. Vrouwen, dorpsbewoners, moeders, werkenden, ultralopers, lezers, Utrechtse Heuvelruggers, ook ik hoor bij veel verschillende groepen.
Overeenkomsten en verschillen uitvergroten
Waarom is labelen relevant? We zijn geneigd om de overeenkomsten binnen de wij-groep te overdrijven en de verschillen tussen wij en zij uit te vergroten. Natuurlijk zitten er verschillen tussen hockeyers en voetballers, tussen mannen en vrouwen, maar er zitten minstens net zulke grote verschillen tussen hockeyers en mannen onderling. Met andere woorden, de verschillen binnen de groep zijn groter dan we denken en de verschillen tussen de groepen zijn kleiner dan we denken.
Positieve en negatieve eigenschappen overdrijven
Bovendien overdrijven we graag de positieve eigenschappen van de wij-groep (dat zijn we zelf!!) en de negatieve eigenschappen van de zij-groep. Dit hangt samen met onze neiging om het met onszelf eens te zijn en onszelf net iets geweldiger te vinden dan we zijn. Voetbal ís een leukere sport dan hockey, iedereen die dat anders ziet heeft per definitie ongelijk en is zelf ook minder leuk. Een dergelijke gedachte hebben we niet bewust, maar onbewust speelt die wel een rol. Het helpt om er af en toe bewust bij stil te staan dat beide groepen zowel positieve als negatieve eigenschappen hebben. Dat geldt ook voor alle individuele leden. Ik ben gek op hardlopen en dat maakt dat ik hardlopers bijna automatisch op allerlei andere vlakken ook positieve eigenschappen toedicht. Dit noemen we het halo-effect. Als we iets aan iemand positief of negatief vinden, dan bekijken we alle andere eigenschappen, gedragingen, etc. ook door die positieve of negatieve bril.
Individuen of een groep?
Tot slot zien we de mensen uit de wij-groep meer als afzonderlijke individuen (ook al overdrijven we de overeenkomsten binnen de groep) en de zij-groep meer als een homogene massa. De simpele verklaring is dat we leden van de wij-groep beter kennen dan de leden van de zij-groep en daardoor meer verschillen zien. We zijn ons er goed van bewust dat in ons eigen dorp
allemaal mensen wonen die sterk van elkaar verschillen. Er zijn oude mensen en jonge mensen, mensen die werken en mensen die studeren en mensen die geen van beide doen. Sommigen houden van fietsen, anderen van strandvakanties en weer een ander is gek op haken. Het zijn allemaal individuen die behoorlijk van elkaar verschillen. Als we verder weg kijken, over onze grens heen, dan zien we die verschillen niet meer. Als we een beschrijving zouden moeten geven van mensen in China, in Kenia of op Hawaï, dan komt daar een heel eenvormig beeld uit. Als we er beter over nadenken realiseren we ons heus wel dat er tussen 2 Kenianen net zoveel verschil zit als tussen 2 Utrechtse Heuvelruggers, maar ons brein haalt één definitie naar boven. Als we niet oppassen dan stoppen we iedereen uit de zij-groep in datzelfde beperkte hokje.
Onterecht onderscheid
De uniformiteit die we de zij-groep toedichten wordt versterkt door taal die we gebruiken om die groep aan te duiden. Als we het hebben over kwetsbare ouderen, uitkeringsgerechtigden, fraudeurs of hooligans, dan hebben we al een paar termen te pakken die direct een beeld oproepen van een stereotiep lid van deze groep. Alleen al het op deze stereotiepe manier benoemen van groepen mensen vergroot het risico op uitsluiting en discriminatie. Als we echt goed kijken naar de groep die we scharen onder ‘kwetsbare ouderen’, dan zien we waarschijnlijk dat sommige ouderen helemaal niet kwetsbaar zijn, anderen erg kwetsbaar en weer anderen op bepaalde onderdelen ondersteuning nodig hebben, maar op andere onderdelen niet. Dé kwetsbare oudere bestaat niet, net als dé uitkeringsgerechtigde, dé hooligan, etc. simpelweg niet bestaat.
Wie is er anders?
Hoe kunnen we dit nu doorbreken? Mensen anders vinden lijkt geen probleem, maar brengt wel risico’s met zich mee. We zijn geneigd iemand die anders is niet meer echt te zien. Misschien een leuke denkoefening, ga af en toe terug naar de geit van dokter Sanders en de geit van dokter Snel en stel de vraag: wie is er nu eigenlijk anders? Is dat wel de geit van dokter Sanders?
Anders kijken is meer bereiken!