Beoordeling van de financiële draagkracht bij de eigen kracht?

De rechtbank Noord-Holland heeft op 12 september 2022 een uitspraak gedaan waarin het ging om de eigen kracht.

hero afbeelding Beoordeling van de financiële draagkracht bij de eigen kracht?
28 oktober 2022

In deze blog staat de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland centraal en wordt ingegaan op de beoordeling van de financiële situatie.

Eigen kracht

De eigen kracht volgt uit de Jeugdwet en is onderdeel van het stappenplan voor de beoordeling of jeugdhulp nodig is dat volgt uit de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 14 mei 2017. In de afgelopen 5 jaar heeft de jurisprudentie rondom het stappenplan zich ontwikkeld. Niet alleen is er meer duidelijk geworden over de invulling van de verschillende stappen. In jurisprudentie zien we steeds vaker dat de stappen worden uitgewerkt, waardoor inzichtelijk wordt hoe rechters toetsen of het college het onderzoek zorgvuldig heeft uitgevoerd. Desondanks bestaan er nog steeds vragen. Voornamelijk over de invulling van stap 4, waarbij het gaat om de vraag naar de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van ouders, jeugdigen en het sociale netwerk (eigen kracht).

Het begrip ‘eigen kracht’ is niet gedefinieerd in de Jeugdwet en de invulling ervan is ook (nog) niet uitgekristalliseerd in jurisprudentie. Sterker nog, de Centrale Raad van Beroep heeft na 14 mei 2017 maar twee uitspraken gedaan waarin zij meer invulling geeft aan het begrip eigen kracht. De eerste is de uitspraak van 17 juli 2019 waarin de CRvB wees op de mee te wegen factoren bij de invulling van de eigen kracht. Daarnaast is er de uitspraak van 26 mei 2021 waarin de CRvB oordeelde dat de Jeugdwet bij het beoordelen van de eigen kracht (zoals volgt uit artikel 2.3) geen ruimte biedt voor een beoordeling van de financiële draagkracht van een gezin om zelf jeugdhulp te kunnen verlenen. De financiële situatie van ouders kwam naar voren in de uitspraak van de rechtbank Noord-Holland.

Uitspraak rechtbank Noord-Holland

In deze laatste zaak gaat het om een jeugdige die een erfelijke chronische aandoening aan de spieren heeft die langzaam toeneemt. De jeugdige heeft hulp nodig bij zijn persoonlijke verzorging. Zijn moeder helpt hem. Zijn vader kan beperkt hulp bieden. Vader is begin 2020 arbeidsongeschikt geacht en zijn inkomen is met 25% gedaald. De moeder van de jeugdige dient een aanvraag in voor een individuele voorziening jeugdhulp: individuele persoonlijke verzorging en begeleiding in de vorm van een pgb. Het college van de betrokken gemeente wijst de aanvraag af. Volgens het college beschikt de moeder over voldoende eigen kracht om de hulpvraag zelf op te lossen. Moeder maakt hiertegen bezwaar. De bezwaarschriftencommissie adviseert om een medisch deskundige in te schakelen om nader te onderzoeken welke zorg naar aard en omvang nodig is. Volgens de commissie komt niet duidelijk naar voren of, en zo ja, hoe het college het belang van de ouders om te voorzien in een inkomen voldoende heeft onderzocht en afgewogen. Van de aanvraag tot de beslissing op bezwaar betreft de periode van mei 2020 tot 19 augustus 2021.

Het college doet vervolgens onderzoek naar de financiële situatie van het gezin en wint extern advies in. Uit dat laatste advies volgt dat 9 uur per week hulp (persoonlijke verzorging) nodig is en dat moeder hierin zelf kan voorzien. De draagkracht en draaglast zijn volgens de adviseur in evenwicht. Desondanks is het advies om in ieder geval gedurende 1 jaar een indicatie persoonlijke verzorging af te geven van 9 uur per week vanwege de dreigende overbelasting van moeder. Het college handhaaft echter het primaire besluit vanwege de eigen kracht van moeder. Volgens het college maakt de financiële situatie van het gezin niet dat alsnog een pgb moet worden toegekend. Moeder gaat in beroep; volgens haar is er sprake van dreigende overbelasting. Het college is volgens haar voorbijgegaan aan het rapport van de adviseur en onvoldoende ingegaan op de financiële aspecten. Moeder heeft de wens om zelf in haar inkomen te voorzien door meer te gaan werken. Dat is volgens haar niet mogelijk naast de zorg voor haar kind.

Het gaat in dit geschil over de eigen kracht. En in dat kader zijn er meerdere punten relevant om te bespreken, zoals de wijze waarop om wordt gegaan met de dreigende overbelasting van moeder, het (niet) opvolgen van het deskundigenadvies door het college en het – volgens de rechtbank verplichte – onderzoek naar de financiële situatie van het gezin. In het kader van deze blog beperk ik mij tot de overwegingen met betrekking tot het onderzoek naar de financiële situatie van het gezin. Een bespreking van de hele uitspraak is beschikbaar via de module Jeugd van de Stimulansz Kennisbank Inzicht Sociaal Domein.

Is er een financiële draagkrachtmeting uitgevoerd?

De rechtbank overweegt dat het college bij de beoordeling van de eigen kracht ook onderzoek moet doen naar de financiële situatie. Volgens de rechtbank heeft het college dit gedaan. De rechtbank kan het college ook volgen dat niet is gebleken dat de financiële situatie van het gezin dusdanig nijpend is, dat moeder extra uren moet gaan werken en daardoor niet meer in staat is om de benodigde zorg aan haar zoon te leveren. De wens van moeder om in haar eigen inkomen te voorzien is hierbij volgens de rechtbank niet van belang. Er moet worden beoordeeld of sprake is van een gedwongen keuze tussen de zorg voor haar kind en het verwerven van inkomen. Daarvan is volgens de rechtbank niet gebleken.

Volgens de rechtbank is er, ondanks de daling van het gezinsinkomen met 25%, geen sprake van een onaanvaardbare inkomensdaling en is het pgb niet bedoeld om het gezinsinkomen aan te vullen. De rechtbank overweegt dat uit het financiële overzicht waarover het college beschikt niet blijkt dat er sprake is van tekorten. De rechtbank overweegt ook dat het college niet in strijd met de uitspraak van de CRvB van 26 mei 2021 heeft gehandeld. Volgens de rechtbank volgt uit die uitspraak dat een hoog inkomen nooit een reden mag zijn om een pgb te weigeren. En dat het college dat ook niet heeft gedaan, maar de aanvraag heeft afgewezen op basis van de eigen mogelijkheden.

Mijns inziens blijkt uit de uitspraak van de CRvB van 26 mei 2021 niet alleen dat een toereikend inkomen van ouders geen reden mag zijn om een aanvraag voor een pgb af te wijzen. De CRvB oordeelt dat het bij het beoordelen van de eigen kracht niet de bedoeling is om de financiële draagkracht van ouders te beoordelen om zelf jeugdhulp te kunnen verlenen. Dat is wat het college in deze zaak naar het zich laat aanzien wel heeft gedaan en waar de rechtbank in meegaat. Moeder heeft volgens het college voldoende eigen mogelijkheden om de hulpvraag zelf op te lossen en de financiële situatie van het gezin maakt dit niet anders. Met betrekking tot de financiële situatie is beoordeeld of sprake is van onvoldoende inkomen en of er een onaanvaardbare inkomensdaling is. Dit is te herleiden uit overwegingen als dat de rechtbank het college kan volgen dat de financiële situatie niet ‘dusdanig nijpend is, dat moeder extra uren moet gaan werken (…)’, dat er niet kan worden geconcludeerd dat sprake is van een ‘onaanvaardbare inkomensdaling van het gezinsinkomen’ en dat uit het financiële overzicht van het college niet blijkt dat ‘sprake is van tekorten’.

Het is begrijpelijk dat er in het kader van de eigen kracht over de financiële situatie van ouders is gesproken. De bezwaarschriftencommissie had aangegeven dat onvoldoende bleek hoe het college het belang van de ouders om te voorzien in een inkomen had afgewogen en het advies is ook voorafgaand aan de uitspraak van de CRvB van 26 mei 2021 uitgebracht. Bovendien heeft de CRvB niet geoordeeld dat de financiële situatie van ouders niet meegewogen mag worden bij het beoordelen van de eigen kracht. Maar een inkomenstoets of draagkrachtmeting mag niet worden uitgevoerd. Het is dus niet de bedoeling dat er daadwerkelijk inzicht wordt gevraagd in de financiën van ouders, zoals door middel van een financieel overzicht, en dat dit vervolgens wordt beoordeeld. De overwegingen in deze uitspraak van de rechtbank Noord-Holland wekken sterk de indruk dat er een financiële draagkrachtmeting is uitgevoerd. En die ruimte biedt de Jeugdwet niet.

Het is een interessante uitspraak in het kader van de eigen kracht. De mogelijkheid bestaat dat de CRvB zich nog over de zaak buigt, als ouders zouden besluiten om in hoger beroep te gaan. Daar zal dan enige tijd overheen gaan en wellicht dat de CRvB in lijn met haar uitspraak van 26 mei 2021 zal bevestigen dat een financiële draagkrachtmeting niet is toegestaan. Wilt u op hoogte blijven over de actualiteiten op het terrein van de Jeugdwet, zoals ontwikkelingen, actuele jurisprudentie en de gevolgen daarvan voor de uitvoeringspraktijk? Meldt u zich dan aan voor de actualiteitentraining Jeugdwet op 8 november 2022.

Anderen bekeken ook