“Mevrouw heeft dus nooit Nederland verlaten en woont nog steeds samen met haar partner en hun gezamenlijke kinderen. De man ontvangt nu al enkele jaren de norm voor een alleenstaande ouder. Wij vullen zijn norm aan op grond van artikel 18 Participatiewet vanwege het missen van de ALO-kop omdat de Belastingdienst mevrouw wél als toeslagpartner ziet ondanks haar onrechtmatig verblijf in Nederland. Kan ik nu, omdat mevrouw 5 jaar in Nederland verblijft, de gewone gehuwdennorm toekennen?
Mijn vragen zijn dus:
Wanneer (opnieuw) een gezamenlijke aanvraag wordt gedaan, zult u die moeten innemen. Het stel moet weten dat u, net zoals uw voorganger, verplicht bent een melding bij de IND te doen. Dit zal hoogstwaarschijnlijk weer tot een verwijderingsmaatregel leiden. 5 jaar verblijf is namelijk niet voldoende, het gaat om 5 jaar rechtmatig verblijf. Het stel kan zich ook niet baseren op de ‘begunstigden’ die in artikel 3, 2e lid onder b van de Richtlijn 2004/38 worden genoemd: “de partner met wie de burger van de Unie een deugdelijk bewezen duurzame relatie heeft” omdat een Nederlander in Nederland geen EU-burger is. De norm had inderdaad gebaseerd moeten worden op artikel 24 Participatiewet. Afstemmen op art. 18 Participatiewet is maatwerk en als de situatie dat noodzakelijk maakt en betrokkenen dat ook aanvoeren zou u dat kunnen blijven doen. Over wat u moet doen wanneer 1 partner geen recht heeft gaat ook de volgende vraag en antwoord op onze website.