Bijstandsaanvraag van vrouw die deeltijdrelatie heeft met een getrouwde man

Bij de helpdesk van Stimulansz komen wekelijks veel vragen binnen van beleidsinhoudelijke of juridische aard. Deze week geeft expert Wim Eiselin antwoord op een vraag over een bijstandsaanvraag waarbij sprake is van een deeltijdrelatie. En hoe het zit met hoofdverblijf en kosten delen.

hero afbeelding Bijstandsaanvraag van vrouw die deeltijdrelatie heeft met een getrouwde man
15 oktober 2019

Vraag

Wij hebben geconstateerd dat een klant van ons een relatie heeft met een getrouwde man. Deze man heeft bij onze klant een eigen kamer met daarin een tweepersoonsbed en een kast met kleding.  In haar kamer is eveneens kleding van hem aanwezig. Wij hebben in de twee kamers een volledige garderobe aangetroffen. Tevens is er sprake van een onweerlegbaar rechtsvermoeden omdat hij de vader is van  haar kind.
De man was aanwezig tijdens het huisbezoek en verklaart dat hij getrouwd is met een andere vrouw en daar ook een gezin heeft. Bij onze klant zou hij ongeveer 3 dagen per week verblijven. De klant stelt dat de man bij haar een eigen kamer heeft.
Vooralsnog hebben wij niet kunnen aantonen dat de man zijn hoofdverblijf bij haar heeft. Als wij dit niet kunnen, kunnen wij dan wel stellen dat zij kostendeler is? Wat is jullie advies?

Antwoord

Een bijzondere vraag die nog eens aangeeft dat de maatschappelijke werkelijkheid niet altijd in regels te vangen is.

Gezamenlijke huishouding

De begripsbepaling (zie PW art. 3 lid 2) spreekt over “de ongehuwde die met een ander een gezamenlijke huishouding voert”.  Deze omschrijving sluit niet uit dat de “ander” gehuwd is.
Voor de vaststelling van een gezamenlijke huishouding, ook die waar een “onweerlegbaar rechtsvermoeden” speelt, is bepalend of de man het hoofdverblijf bij de klant heeft. Deze voorwaarde geldt overigens ook om te bepalen of de kostendelersnorm van toepassing is. De vraag is dan, waar is het hoofdverblijf wanneer 4 dagen per week wordt verbleven in de huwelijkse relatie en 3 dagen in de niet-huwelijkse relatie?
Er zijn enige uitspraken – waaronder zelfs een arrest van de HR – die richting geven als mensen in meerdere woningen tegelijk verblijven. Zie bijvoorbeeld ECLI:NL:CRVB:2013:BZ8547, ECLI:NL:CRVB:2017:4339, ECLI:NL:HR:2015:556. Uit deze rechtspraak blijkt dat als sprake is van 2 personen aan wie ieder een woning ter beschikking staat en die ieder afwisselend in deze beide woningen verblijven,  er een afzonderlijk beoordeling moet plaatsvinden voor ieder van hen. Kernpunt is dus dat de gemeente zich  een oordeel moet vormen op basis van de feitelijke omstandigheden, waarbij het erop aankomt in welke van die woningen zich het zwaartepunt van het persoonlijke leven van de betrokkene bevindt. Dan gaat het om meer dan het aantal verblijfsdagen in de woning. Het gaat ook om de vragen: Waar speelt het sociale leven van de man zich af, waar komt zijn post, waar ligt zijn administratie en persoonlijke bezittingen enzovoort.
Het kan zijn dat voor ieder van de betrokken personen dit zwaartepunt zich bevindt in de andere woning, zodat zij hun hoofdverblijf niet in dezelfde woning hebben. Er zijn 2 mogelijkheden: het zwaartepunt ligt wel en het zwaartepunt ligt niet in de woning van de klant.

Zwaartepunt ligt in de woning van de klant

Als het zwaartepunt in de woning van de klant ligt, dan zullen beiden een bijstandsaanvraag moeten doen. Dat past ook bij het uitgangspunt dat mensen die samenwonen ook voor elkaar zorgen. De klant kan dan niet alleen aanvragen (art. 43 lid 2). Het vermogen en inkomen van de man zal geheel in aanmerking moeten worden genomen. Leidt dit tot een onredelijke situatie ten opzichte van het andere gezin dan kan via artikel 18 lid 1 een oplossing in maat tot stand worden gebracht.

Zwaartepunt ligt niet in de woning van de klant

Ligt het zwaartepunt niet in de woning van de klant, dan is de vrouw een alleenstaande ouder. De bijstand zal daarop worden afgestemd. De gemeente zal uiteraard wel nagaan of de man aan mogelijke onderhoudsverplichtingen voor het kind voldoet. Of de man wordt aangesproken op deze onderhoudsverplichting zal afhangen van het lokale verhaalsbeleid.
Ook is het denkbaar dat die afweging gelijk uitvalt en dat het hoofdverblijf van de man zich afspeelt in beide woningen tegelijk. Ook dan zal in maat naar een oplossing gezocht moeten worden.

Naschrift

In een reactie op deze publicatie werd gewezen op een AOW-uitspraak waaruit blijkt dat de gehuwde meerderjarige die niet duurzaam gescheiden leeft van zijn huwelijkse partner geen gezamenlijke huishouding kan voeren met een andere persoon dan die partner (CRvB:2005:AU7756). Dit is een interessant gezichtspunt. Wel past de aantekening dat de Centrale Raad van Beroep voor dit onderwerp niet de hoogste rechter is. Gelet op mogelijkheid tot cassatie is dat de Hoge Raad.
Het lijkt ook niet vanzelfsprekend dat de overheid, als de man in 2 gezinnen leeft, daar kinderen heeft, en over de middelen beschikt om beide gezinnen te onderhouden, één van de gezinnen moet gaan ondersteunen. Zoals de staatssecretaris van SZW recent zei: “De Participatiewet is een vangnetregeling voor mensen die op geen andere wijze in hun inkomen kunnen voorzien.“
Een complicerende factor is het ‘rechtsvermoeden’. Dat veronderstelt, dat in ‘ieder geval’ in deze situatie een gezamenlijke huishouding aanwezig wordt geacht. Ook speelt nog een rol HR:2015:556 waar uit lijkt te volgen dat de beoordeling of er sprake is van een gezamenlijke huishouding, per persoon moet worden uitgevoerd. Een opvatting die de CRvB in 2005 uiteraard nog niet kon meenemen.
Kortom: het recht staat niet stil, inzichten schrijden voort.

Anderen bekeken ook