Zoals: zijn er
Daarmee zijn we er nog niet. Om een antwoord te kunnen geven op de vraag of bijzondere bijstand mogelijk is moeten er in ieder geval nog 4 vragen beantwoord worden:
Over de eerste vraag is begin dit jaar een interessante uitspraak verschenen: ECLI:NL:CRVB:2022:15.
Een man helpt een vriend met verhuizen. Hij zet een doos náást de vuilcontainer, in plaats van erin. Dat is het ‘onjuist aanbieden van huisvuil’. Op deze overtreding staat nu een boete van € 125,-. De doos bevat de adresgegevens van de vriend. Daarmee is de vriend per definitie de ‘dader’. Hij ontvangt in ieder geval de boete. De man schrijft echter een ‘schuldbekentenis’ en wil de kosten betalen voor zijn vriend. De kosten bedragen inmiddels een veelvoud van de oorspronkelijke kosten, door incassokosten en andere deurwaarderskosten.
De man vraagt voor dit totaalbedrag bijzondere bijstand aan. De gemeente wijst de aanvraag af op de grond dat de kosten zich niet voordoen voor de man. De schuldbekentenis, die ook gestuurd is aan de afdeling die de boete heeft opgelegd, maakt de man niet de schuldenaar. Ook de vriend is niet ontslagen van zijn betalingsverplichting. In beroep en in hoger beroep krijgt de gemeente gelijk. Juridisch gezien zo klaar als een klontje. Vanuit de aanvrager is te begrijpen dat de man, als veroorzaker van de kosten, deze kosten wil vergoeden aan zijn vriend. Het blijft wel staan dat het niet zijn afval was.
Een gedachte-experiment: in de uitspraak strandt de aanvraag al bij de beantwoording van de eerste vraag. De kosten doen zich namelijk voor de aanvrager niet voor. Maar stel dat de gemeente de boete naar aanleiding van de schuldbekentenis zou hebben overgezet op de man. Is er dan bijzondere bijstand mogelijk? Ook dan moeten we ontkennend antwoorden. Want als we vraag twee uit het stappenplan (‘Zijn de kosten noodzakelijk?) in deze situatie moeten beantwoorden, lezen we in de Participatiewet dat de kosten voor een boete niet noodzakelijk zijn.
Kijken we naar vraag drie (‘Vloeien de kosten voort uit bijzondere omstandigheden?) moeten we ook die vraag ontkennend beantwoorden. Een verhuizing is immers meestal geen bijzondere omstandigheid en ook hier geldt: het gaat niet om de verhuizing van de aanvrager zelf.
En vraag vier (‘Kunnen de kosten voldaan worden uit de aanwezige middelen’)? Ja, in principe zouden dergelijke incidentele kosten wel uit de bijstandsnorm betaald moeten kunnen worden.
Dus ook in dit gedachte-experiment wordt de aanvraag op grond van alle vragen afgewezen. Wat nu als we er een echte breinbreker van maken? Stel, het antwoord is ‘ja’ op de eerste vraag (‘Doen de kosten zich voor?‘). Bijvoorbeeld doordat naar aanleiding van de schuldbekentenis de boete aan de man is opgelegd. Dan zijn er weer interessante vragen om te beantwoorden zoals: hoe om te gaan met de verhoging van de kosten door niet tijdig betalen?
Vindt u dit een leuk gedachte-experiment? Of wilt u meer weten over deze vier vragen, het stappenplan van de bijzondere bijstand én recente jurisprudentie? Volg de training over de bijzondere bijstand.