Op het moment dat de inkomsten en uitgaven in balans zijn en de persoonlijke situatie stabiel is, wordt er gekeken welke mogelijkheden er zijn voor het oplossen van de schulden. De schuldhulpverlener bepaalt op basis van de hoogte van de totale schuldenlast, het aantal schuldeisers en de afloscapaciteit of er sprake is van een problematische schuldsituatie.
Op het moment dat de schuldsituatie niet problematisch is, kan er een regeling voor 100% betaling getroffen worden. Dit wordt vaak gedaan door middel van het treffen van betalingsregelingen of het herfinancieren van de schulden.
Wanneer er sprake is van een problematische schuldsituatie en een inwoner kan de schulden niet binnen 36 maanden volledig aflossen, dan kan de gemeenten een minnelijk schuldregelingstraject (msnp) opstarten. De inwoner is dan verplicht om al het inkomen boven het vrij te laten bedrag (vtlb) af te lossen gedurende een periode van 36 maanden. Voor het restant van de schulden wordt er finale kwijting aangevraagd. Dit kan met een schuldsanering of schuldbemiddeling. Bij schuldsanering geeft de gemeente een lening (saneringskrediet) waarmee de schuldeisers direct het bedrag krijgen uitbetaald waar zij mee akkoord zijn gegaan. De schuldenaar heeft dan nog alleen schuld bij de gemeente en betaalt dit in 36 maanden terug. Bij een schuldbemiddeling wordt er een prognosevoorstel gedaan aan de schuldeisers en ontvangen zij jaarlijks een deel van de aflossing. Voor beide regelingen geldt dat alle schuldeisers moeten instemmen met het betalingsvoorstel. Wanneer een of meerdere schuldeisers weigeren kan de gemeente ondersteunen bij het aanvragen van een dwangakkoord (art. 287a Fw) of het indienen van een verzoek tot toelating tot de Wet schuldsanering natuurlijke persoon (Wsnp) (art. 284 Fw).