Mantelzorgers in loondienst: een onmogelijke constructie

Wim Peters over een poging tot ‘monetarisering’ van mantelzorg: mantelzorgers in dienst van zorginstellingen.

Mantelzorg

Mantelzorg is volgens de definitie van de ‘uitvinder’ van de mantelzorg, prof. Hattinga Verschure: alle zorg die genoten in een klein sociaal netwerk aan elkaar gegeven wordt op basis van vanzelfsprekendheid en bereidheid tot wederkerigheid (1987). Kenmerkend voor mantelzorg is volgens hem dat de lijnen tussen de betrokkenen kort zijn en dat een individu zowel zorgverlener als zorgontvanger kan zijn. De begrippen vanzelfsprekendheid en bereidheid tot wederkerigheid betekenen al dat mantelzorg nooit betaald kan worden. Op het moment dat mantelzorg betaald wordt, spreken we per definitie niet meer over mantelzorg! De begripsomschrijving van de Wmo 2015 is nog steeds van die omschrijving uit 1987 afgeleid: ‘hulp (…) die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep‘. Ook hier dus als basis niet een beroep, maar een persoonlijke band.

Persoonsgebonden budget

Het persoonsgebonden budget, uitgevonden door Erika Terpstra, met als doel het wachtlijstprobleem op te lossen, heeft de eerste aanval op de mantelzorg ingezet. Het heeft de onbetaalde zorg gemonetariseerd. In de AWBZ was het ineens mogelijk als partner betaald te krijgen voor de mantelzorg die je daarvoor ‘om niet’ gaf of kreeg. Ineens ging geld een rol spelen in de mantelzorgrelatie. En ging de omvang van de indicatie ook een rol spelen om financiële redenen, niet alleen om zorginhoudelijke. Wat nu voorgesteld wordt lijkt hier een vervolg of een variant op. Waardoor dezelfde problemen die gelden voor een betaald pgb, ook gelden voor een mantelzorger die in dienst komt van een zorginstelling.

Bezwaren

Het allergrootste bezwaar is dat je onverenigbare rollen door elkaar gaat gooien. Als we bij ouders van jonge kinderen beginnen: een ouder heeft ten opzichten van zijn kind een rol als ouder, als vader of moeder. Heeft het kind problemen, dan zijn dat kennelijk problemen die je als ouder niet normaal in het dagelijkse leven op kan lossen. Daarom stap je naar de Jeugdwet. En wat wil nu het geval? Ouders gaan met behulp van een pgb hun eigen kind ‘begeleiden’. Dat begeleiden zet ik tussen aanhalingstekens: ouders zijn niet in staat tot professionele begeleiding. Zelfs al zouden zij professional zijn. Zij zijn immers op de eerste plaats ouders, hebben een emotionele band met hun kind. Kenmerkend voor een professioneel hulpverlener is dat er juist GEEN emotionele band met het kind is, zodat de hulpverlener elk moment afstand kan nemen om professionele beslissingen te nemen. Dat kan een ouder niet. De Jeugdwet heeft dat door, die stelt bij een pgb ‘om hulp van derden in te kopen’. Ouders zijn geen derden.
Hetzelfde geldt ten aanzien van partners. Laten we uitgaan van liefde tussen partners. Dat is een zeer emotionele band. Ben jij als partner dan, zelfs al zou je psychotherapeut zijn, in staat je partner in therapie te nemen? Neen, absoluut niet. Maar ook begeleiding in het dagelijkse leven zal niet of veel minder effectief zijn omdat je bij veel beslissingen belemmerd wordt door je emotionele band. Nu is lang niet alle (mantel)zorg van deze orde: bij het schoonmaken bij je bejaarde vader zal de emotionele band misschien een stuk minder spelen. Een kamer stofzuigen blijft een kamer stofzuigen. Toch is ook dat niet geheel waar. Bij een vreemde zal je als bejaarde moeder makkelijker zeggen dat iets niet goed gebeurt dan bij je eigen zoon of dochter. Dat is anders wanneer je zoon of dochter ‘uit liefde’ komt schoonmaken dan wanneer je zoon of dochter komt schoonmaken om er geld mee te verdienen, als baan. En het wordt helemaal ingewikkeld als zoon of dochter een handeling in het kader van een baan moet doen die hij of zij niet ziet zitten, maar die medisch noodzakelijk is.
Samenvattend: mantelzorg in de zin van vrijwillige hulp is een prima zaak. Maar mantelzorg die professionele hulp gaat verdringen, is geen goede zaak. De rolverwarring staat dat in de weg. En omdat het te bereiken doel niet bereikt wordt, is het zinloos, vergeleken met professionele hulp.

Mantelzorgers in loondienst

Op het moment dat een mantelzorger in loondienst komt is er per definitie geen sprake meer van een mantelzorgrelatie. De mantelzorger wordt dan een medewerker, waar dezelfde eisen aan gesteld moeten worden als aan andere medewerkers. Wellicht is de mantelzorger een niet-opgeleid medewerker, wat lagere betaling mogelijk maakt. Maar wel beginnen alle hierboven genoemde bezwaren te spelen. En dus is het geen goede zaak. Het is mij niet duidelijk waarom deze stap gezet wordt. Is het omdat er moeilijk aan personeel te komen is? Dat probleem wordt niet opgelost : waar een mantelzorger hulp biedt, is geen professioneel helper nodig. Is die wel nodig, dan kan dat niet de mantelzorger zijn. Is het een streven om nieuwe geldbronnen aan te boren? Want een mantelzorger in dienst bij iemand betekent dat je als instelling snel kan opschalen en aan kan geven dat meer hulp of zorg nodig is. Waar je aan kunt verdienen! Of zijn hier gewoon ‘zorgcowboys’ aan het werk die opnieuw een onderdeel van de zorg ontdekt hebben om geld mee te verdienen?
Wat de reden ook is: geredeneerd vanuit de persoon waar het om gaat is het geen goede zaak. Die heeft behoefte aan mantelzorgers en/of aan professionele hulp of zorg. Een combinatie van die twee in één persoon is niet gewenst. Die combinatie werkt niet.Dat kan met onze kennisbank Inzicht Sociaal Domein

Pagina delen op socials

Meer weten over dit onderwerp?

Wim Peters helpt je graag verder.

Nieuwsbrief Sociaal Domein

Binnen 5 minuten op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in het sociaal domein? Meld u aan voor onze gratis nieuwsbrief. Met onder andere blogs van experts, interessante whitepapers en toelichting op wet- en regelgeving.

Andere bekeken ook

“Armoedebeleid door de jaren heen: we weten allang wat werkt”

Leven in armoede is hard werken, en armoedebestrijding is complex. Als je weet hoe dit zich door de jaren heeft ontwikkeld, kan je dat helpen in de ondersteuning van inwoners, stelt Wilma Kuiper. “Het is allang duidelijk wat werkt en niet werkt.”

Eén loket voor elke vraag: van het ‘wie’ naar het ‘hoe’

Ik loop al sinds 2004 mee in het sociaal domein. Het is de kunst om dan professioneel nieuwsgierig te blijven en met een open blik te kijken naar hoe we dingen doen zonder die als vanzelfsprekend te beschouwen. Juist door anders te kijken ontstaat ruimte voor verwondering en verwondering geeft ruimte voor verbetering. Een van die zaken waar ik me over verwonder is de vraag ‘wie moet iets oplossen’.

Kan een inburgeraar na 1,5 jaar nog van leerroute wisselen?

Gemeenten krijgen regelmatig te maken met inburgeraars voor wie de gekozen leerroute toch niet passend blijkt. Wat als die mismatch pas na 1,5 jaar aan het licht komt? In deze blog laten Renée van der Burg en mr. Petra Gerritsen zien welke ruimte gemeenten hebben om alsnog te schakelen.