De Participatiewet in balans: Een doelmatige complementariteit

In deel 2 van de blogreeks over de ‘De Participatiewet in balans’ leest u alles over de doelmatige complementariteit.

hero afbeelding De Participatiewet in balans: Een doelmatige complementariteit
21 juli 2022

In juli en augustus bespreekt de redactie van onze juridische kennisbank Inzicht Sociaal Domein wekelijks een ander thema uit het onlangs verschenen rapport ‘De Participatiewet in balans’. Dit rapport bevat de uitkomsten van een analyse van de Participatiewet en een overzicht van beleidsopties en oplossingsrichtingen voor verbetering van de wet. Hierbij staan eenvoud, uitvoerbaarheid en de menselijke maat centraal. Deel 1 gemist? Klik hier.

Van strikte naar doelmatige complementariteit, hoe realiseren we dat?

Complementariteit wil zeggen: aanvullend. Bijstand vult de middelen waarover iemand redelijkerwijs zelf kan beschikken aan tot het sociaal minimum (het vangnetkarakter). De Participatiewet gaat daarbij uit van een breed middelenbegrip. Uitkeringsgerechtigden moeten bijvoorbeeld loon, giften, gokinkomsten, leningen enz. aan de gemeente melden, omdat de ontvangst ervan gevolgen kan hebben voor de hoogte van de bijstandsuitkering.

Als de uitkeringsgerechtigde vergeet door te geven dat hij inkomsten heeft ontvangen en het wordt later ‘ontdekt’, dan kan dat verstrekkende gevolgen hebben. Denk aan herziening en terugvordering van de uitkering over meerdere maanden en een boete-beoordeling. Deze strenge handelwijze  wordt met name gevoed door de interpretatie van de huidige wet- en regelgeving en door actuele jurisprudentie. Het rapport signaleert dat hierbij vaak wordt vergeten dat de rechter vooral toetst op wat op basis van de wet kán – bijvoorbeeld iets wel of niet aanmerken als middel – en niet oordeelt dat dit van de wet ook móet.

Spoor 1

Er is ook binnen de huidige wetgeving al ruimte om bij de ontvangst van middelen maatwerk te bieden (o.a. op basis van artikel 31 Pw en de zinsnede ‘vanuit het oogpunt van de bijstandsverlening verantwoord’.)

Het rapport pleit ervoor om dit ook te doen en goed te kijken naar de reden en de besteding van de ontvangst van middelen. Kijk bij de beoordeling of die in aanmerking worden genomen naar de bredere doelen en de grondwaarden van de Participatiewet en niet alleen naar het vangnetkarakter.

Implementatie van spoor 1 is gepland vanaf de zomer van 2024. Hoewel de minister niet oproept vooruit te lopen op de nieuwe wet- en regelgeving, leent dit onderwerp zich daar wel bij uitstek voor. Juist omdat er in de wet al ruimte is voor een andere, meer doelmatige complementariteit. 

Spoorslags 1

Onderstaande beleidsopties (spoor 1) om te komen tot een doelmatiger complementariteit staan in het rapport, tenzij dit vanuit het oogpunt van bijstandsverlening onaanvaardbaar is:

B1  Opbrengsten uit hobbymatige activiteiten, particuliere handel in huisraad e.d. niet als inkomen aanmerken;

B2  Giften niet als inkomen aanmerken;

B3  Boodschappen en vergelijkbare ondersteuning binnen het eigen netwerk niet als inkomen aanmerken;

B4  Geldleningen vrijlaten;

B5 Bij inkomsten uit zelfstandige arbeid en huur de onkosten in mindering brengen voordat de inkomsten worden verrekend met de bijstand; en

B6  Bijzondere verwervingskosten aftrekken van inkomsten voordat de inkomsten worden verrekend met de bijstand.

Beleidsoptie voor mantelzorg:

B7 Creëer mogelijkheden voor het bieden van mantelzorg vanuit de bijstand. Bijstandsverlening en mantelzorg is op onderdelen lastig verenigbaar. Een bijstandsgerechtigde wordt in eerste instantie geacht aan zijn arbeidsinschakeling te werken. Maar als arbeidsinschakeling op de korte termijn buiten beeld is, moet worden voorkomen dat andere maatschappelijk juist zeer gewaardeerde werkzaamheden onnodig worden belemmerd. Voorgestelde wijzigingen zijn:

  1. Persoonlijke dienstverlening aan hulpbehoevende derden die niet beroepsmatig en ‘om niet’ wordt verleend, niet als op geld waardeerbaar inkomen aanmerken.
  2. Stel vast dat bij mantelzorg een ondertekende machtiging voor het doen van uitgaven namens de hulpvrager voldoende is om aan te nemen dat de gemachtigde, in bijstandstermen, niet over middelen kan beschikken.
  3. Neem indien intensieve zorg aanleiding is voor regelmatig verblijf, geen gezamenlijk hoofdverblijf aan, indien betrokkene zijn eigen woning aanhoudt; en
  4. Neem geen gezamenlijke huishouding aan zolang intensieve zorg aanleiding is voor eenzelfde hoofdverblijf.

Verschuiving mindset

Het rapport pleit ook voor een verschuiving van de mindset onder uitvoerders, een verschuiving van ‘ontvangt betrokkene niet te veel’ naar ‘komt betrokkene uit met wat hij ontvangt’. Door dit bij het beoordelen van de middelen achterhoofd te houden, komt de gemeente tegemoet aan een doelmatige invulling van het begrip complementariteit. Mogelijk worden indicatieve bedragen vastgesteld die een eenduidige uitvoering ondersteunen.

Richtlijnen vanuit beleid en management, regelmatige team-overleggen en collegiale toetsing zijn bij de invulling van doelmatige complementariteit en de verschuiving van de mindset van groot belang.

Stimulansz kan hierbij helpen door op maat gemaakte (team)trainingen, maar ook bestaande trainingen zoals de Omgekeerde Toets kunnen hier meer op worden toegespitst.

Spoor 2

Voor de langere termijn (spoor 2) adviseert het rapport het middelenbegrip binnen de bijstand meer in lijn te brengen met de maatschappelijke beleving van dat begrip (B8). Dat zorgt voor meer begrip van de regels waardoor uitkeringsgerechtigden beter in staat zijn de regels na te leven.

Er zijn nog geen concrete oplossingsrichtingen benoemd om dit doel te bereiken.

Spoor bijster?

Wij volgen het rapport en de uitwerking ervan op de voet. Blijf ons volgen! Heeft u een abonnement op Inzicht Sociaal Domein? Dan kunt u ook vragen stellen aan onze helpdesk! Volgende week verschijnt de uitwerking van het 3e thema: Een breder perspectief op participatie.

Anderen bekeken ook