Psychologie en het sociaal domein – deel III
In deel 3 van de serie 'Psychologie en het sociaal domein' gaat mr. Evelien Meester verder in op de vraag waarom het een goed idee is dat een jurist psychologie gaat studeren.
In deel 3 van de serie 'Psychologie en het sociaal domein' gaat mr. Evelien Meester verder in op de vraag waarom het een goed idee is dat een jurist psychologie gaat studeren.
Door Mr. Evelien Meester
De mens is een excellente patroonherkenner. Mensen beheersen deze vaardigheid zelfs zo goed, dat ze ook patronen zien waar die niet zijn. Dat is meestal heel handig, want het maakt de wereld behapbaar voor ons. Patronen geven structuur en houvast en maken de wereld beter voorspelbaar. En dat maakt weer dat het begrijpen van wat er om je heen gebeurt minder energie kost. Heel prettig allemaal! Deze voordelen moeten we vasthouden. De andere kant is dat we de plank ook mis kunnen slaan. Zeker als het gaat om leveren van maatwerk in het sociaal domein, kunnen we wel eens de verkeerde patronen zien.
Zowel de wetgever als de rechterlijke macht geven ons steeds vaker de opdracht om ‘maatwerk’ te leveren, vanuit ‘vertrouwen’ te handelen en rekening te houden met ‘individuele omstandigheden’ en ‘de menselijke maat’. Dat is allemaal belangrijk, maar voor de gemiddelde jurist wel lastig. En voor de gemiddelde mens ook. Want wat verstaan we onder dat maatwerk en die menselijke maat, wat is vertrouwen precies en wat valt er onder individuele omstandigheden? Wanneer passen we dit toe en onder welke voorwaarden? Zolang de wetgeving daar geen antwoord op geeft, zoeken professionals die antwoorden bij de dichtstbijzijnde en meest vertrouwde raadgever: zichzelf. En daar zijn ze zich vaak niet van bewust.
Bij gebrek aan houvast gaan we uit van onszelf, onze eigen kracht en valkuilen, onze eigen behoeften en verlangens. Dat patroon kennen we en leggen we als model op de situatie van de ander. Dit patroon als uitgangspunt houdt echter onvoldoende rekening met het feit dat ieder mens anders is. Wat voor mij belangrijk is, hoeft voor een ander helemaal niet belangrijk te zijn. In de praktijk zien we dat ook veel terug, bijvoorbeeld bij alleenstaande ouders in de bijstand. Het kan helpen om alleenstaande ouders te motiveren om de stap naar werk te maken door rolmodellen in te zetten die vanuit eenzelfde situatie die stap hebben gezet. Maar het kan averechts werken als het rolmodel (dat kan de buurvrouw zijn, de consulent zelf, dat is om het even) alleenstaande ouder is en diens eigen oplossing als de heilige graal presenteert. Of die oplossing werkt hangt af van meerdere factoren, zoals draagkracht, netwerk en doenvermogen. Die verschillen in wensen en behoeftes vinden we heel vanzelfsprekend als het gaat over bijvoorbeeld hobby’s. De een schildert, de ander voetbalt, een volgende gaat graag naar concerten of zit wekelijks aan de bingo. Als het gaat over oplossingen voor problemen die mensen in hun leven tegenkomen, dan vinden we dat minder vanzelfsprekend.
Neem niet jezelf als maat, maar kijk breder naar het vraagstuk. Dat helpt om los te komen van je eigen patronen en te zoeken naar duurzame oplossingen die passen bij degene die tegenover je zit. Welke rol speelt de directe omgeving, zoals diens gezin, familie, vrienden, maar ook de buurt? Welke rol speelt de (vrijwilligers)werkplek, de sportclub? Maar ook het macrosysteem, ofwel, de culturele context, de economische situatie? En kijk ook naar wat iemand heeft meegemaakt en welke invloed dat heeft. Ik ben erg gecharmeerd van het model van Bronfenbrenner, waar al deze aspecten in terugkomen. Natuurlijk is dit behoorlijk abstract en veel te groots en meeslepend om in een gesprek te analyseren. Als denkoefening kan het echter wel interessant zijn en je helpen om samen met de inwoner passende oplossingen te vinden die ook effect hebben.
Een tijdje geleden was ik bij een bijeenkomst met een gemeente, universiteit en een aantal ketenpartners. Daar sprak een ervaringsdeskundige. Hij gaf aan dat hem van jongs af aan was ingeprent dat de ambtenaren foute lui waren en dat je daar ver uit de buurt moest blijven. Ze zaten in hun spreekwoordelijke ivoren toren om de burgers het leven zuur te maken. Een vriendelijk gesprek was altijd schijn, dat deden ze je om je uit de tent te lokken. Wat volgens hem zou werken? Zet mensen in de buurt, liefst mensen die het plaatselijke dialect spreken en ook naar buiten gaan. Die laagdrempelig toegankelijk zijn en waar je ook naar binnen kan als jij dat wil, niet alleen als zij dat willen. Het begin voor de oplossing van zijn problemen had dus gelegen in het macrosysteem (verhouding overheid – inwoner). De gemeente was al jaren druk met draaien aan knoppen in het microsysteem om hem aan het werk te helpen. Door zijn diepgewortelde wantrouwen had dit weinig kans van slagen.
Heeft een professional tijd om dit bij iedere vraag te analyseren? Nee, zeker niet. Maar als denkoefening tijdens casuïstiekoverleg is het leuk om een paar keer te doen. Het geeft veel inzicht in waar knelpunten ontstaan en maakt het mogelijk om rode draden te trekken. En daarmee komt een duurzame oplossing in beeld die past bij de hulpvrager. Tijdrovend bij aanvang, efficiënt en effectief op de langere termijn.
Heb jij voorbeelden van de meerwaarde van psychologie in het sociaal domein? Of vragen daarover? Ik hoor het graag!
Binnen 5 minuten op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in het sociaal domein? Meld u aan voor onze gratis nieuwsbrief. Met onder andere blogs van experts, interessante whitepapers en toelichting op wet- en regelgeving.