Wetgeving en jurisprudentie Wet op de lijkbezorging

hero afbeelding Wetgeving en jurisprudentie Wet op de lijkbezorging
01 oktober 2018

Daarnaast heeft de Tweede Kamer onlangs het wetsvoorstel  Wet basisregistratie personen in verband met het opnemen van gegevens over ten tijde van de geboorte of de aangifte overleden kinderen aangenomen. Op grond van dit wetsvoorstel kunnen levenloos geboren kinderen worden bijgeschreven in de basisregistratie personen, ongeacht de duur van de zwangerschap. Verder hebben hebben rechters opnieuw enkele uitspraken gedaan over asbestemming na crematie. Vanwege het instructieve karakter zijn samenvattingen in dit bericht opgenomen.

Nieuwe methoden van lijkbezorging

Bij brief van 19 februari 2018 heeft de Minister van Binnenlandse Zaken (BZK) de Tweede Kamer de resultaten van het onderzoek van de TU Delft aangeboden over een beoordelingskader voor alternatieve vormen van lijkbezorging, zoals resomeren. Resomeren is echter niet het enige alternatief voor begraven of cremeren. Nieuwe methoden zullen zich blijven aandienen als gevolg van technologische ontwikkelingen. Het is dan ook de vraag welke criteria als uitgangspunt moeten dienen bij het beoordelen van nieuwe methoden van lijkbezorging. Deze vraag was de aanleiding om de TU Delft te vragen de mogelijkheden voor een beoordelingskader voor innovaties in de Wlb te onderzoeken.
De resultaten van het onderzoek van de TU Delft zullen betrokken worden bij de te ontwikkelen beleidsvoorstellen met betrekking tot de Wlb, waarover de Minister van BZK de Tweede Kamer in de tweede helft van 2018 nader zal informeren. Naast de resultaten van de TU Delft spelen ook andere onderzoeken een rol, zoals een onderzoek naar de arbeidsomstandigheden bij de toepassing van het resomeren, dat in opdracht van uitvaartorganisatie Yarden wordt uitgevoerd door TNO. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zal de uitkomsten van dit onderzoek te zijner tijd beoordelen.

Voorstel aanpassing artikel 22 Wet op de lijkbezorging

De regering heeft plannen de Wet op de lijkbezorging aan te passen. Een aanpassing van artikel 22, waarin de verhaalsmogelijkheden op nabestaanden is geregeld, werd niet voorgesteld. Op dit moment hebben gemeenten niet de mogelijkheid om zich te wenden tot de partner van de overledene. Dit komt, omdat de partner van de overledene niet wordt genoemd in de artikelen 1:392-396 BW waar in artikel 22 naar verwezen wordt.
Gemeenten ervaren een dringende behoefte om de kring van nabestaanden op wie kan worden verhaald uit te breiden met de echtgenoot/echtgenote en met de levenspartner. Voorgesteld wordt artikel 22 te wijzigen, zodat kosten die verbonden zijn aan een door de gemeente verzorgde uitvaart ook kunnen worden verhaald op de echtgenoot/echtgenote en degene die met de overledene een gezamenlijke huishouding voerde op het moment van overlijden. Dit voorstel voorbereid door Henk van Deutekom en Maaike Steegmans en via Stimulansz en de VNG naar het ministerie van Binnenlandse Zaken gestuurd.

Wijziging van de Wet basisregistratie personen

Op 9 oktober 2018 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel 34 822 aangenomen. Dit voorstel wijzigt de Wet basisregistratie personen (Wet BRP) waardoor het mogelijk wordt in de basisregistratie personen (BRP) gegevens op te nemen, zoals naam en geslacht, over kinderen die op het moment van geboorte niet meer in leven zijn of van wie een Nederlandse akte is opgemaakt waarin vermeld is dat het kind op het ogenblik van de aangifte niet in leven is.
Voor de aangifte van een levenloos geboren kind is doorslaggevend dat het kind dood ter wereld komt, ongeacht de duur van de zwangerschap. Er is voor de aangifte van een levenloos geboren kind geen verschil tussen kinderen die vóór en na 24 weken zwangerschap worden geboren. Het is aan de ouders om te bepalen of zij aangifte van een levenloos geboren kind willen doen en daarmee bewijs te krijgen van het feit dat hun kind levenloos ter wereld is gekomen. Voor de toepassing van de Wet op de lijkbezorging is de duur van de zwangerschap waaruit het kind levenloos is geboren wel van belang. Als het kind na 24 weken zwangerschap levenloos ter wereld komt, moet het begraven of gecremeerd worden.
De aanleiding voor de voorgestelde wijziging is gelegen in de uitdrukkelijke wens van ouders van deze overleden kinderen om niet alleen door het laten opmaken van een akte van de burgerlijke stand het feitelijke bestaan van het kind in een overheidsdocument vast te leggen, maar dit kind ook te vermelden in de BRP om zo recht te doen aan het feit dat deze kinderen voor de geboorte geleefd hebben.

Jurisprudentie

Rechtbank Limburg, ECLI:NL:RBLIM:2017:1272

De overledene had in zijn testament zijn echtgenote aangewezen als executeur-testamentair en instructies gegeven over de uitvaart. De echtgenote is onder bewind gesteld (dementie). De ene zoon wenst verstrooiing in de omgeving van Maastricht, de andere zoon bijzetting in een urnengraf in Roermond. Aan de rechter wordt voorgelegd hoe de as een eindbestemming moet krijgen.  Allereerst merkt de kantonrechter op dat artikel 18 Wet op de lijkbezorging prevaleert boven wat er in een testament is opgenomen. Op grond van artikel 18 is de (vermoedelijke) wens van de overledene bepalend voor de wijze van lijkbezorging, incl. de asbestemming. De echtgenote kan door haar ziekte geen duidelijkheid geven over die (vermoedelijke) wens. Gelet op de normale ouderwens om beide kinderen de gelegenheid te geven hen te herdenken, treft de kantonrechter een compromis: verstrooiing in Roermond. De rechter bepaalt verder dat de as pas verstrooid mag worden na 6 maanden na overlijden van de echtgenote, dat op korte termijn te verwachten is, zodat beide echtgenoten gezamenlijk kunnen worden verstrooid.

Rechtbank Oost-Brabant, ECLI:NL:RBOBR:2018:4415

De overledene had in een wensenboekje van Dela aangegeven na overlijden verstrooid te willen worden. Eén van de twee dochters had opdracht gegeven tot de uitvaart en was voornemens om de as te laten uitstrooien. De andere dochter heeft vervolgens conservatoir beslag gelegd op de urn met as, omdat zij een ‘theelepel’ as wenst om te bewaren in een sieraad. Zij is van mening dat de overledene daar de ruimte voor heeft gegeven. De kantonrechter ziet die ruimte niet en acht daarvoor doorslaggevend het wensenboekje van Dela. Daarin heeft de overledene aangegeven te willen worden verstrooid.
 

Anderen bekeken ook