De Wet gemeentelijke schuldhulpverlening sluit fraude echter niet per definitie uit. En vanaf 1 januari 2017 zijn er meer mogelijkheden in de sociale zekerheidswetgeving gecreëerd.
Met de invoering van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) wilde de regering een brede toegang tot de schuldhulpverlening regelen. Zo min mogelijk beperkingen in de persoon en ook niet in de soort schulden. Een paar gronden waarop iemand de toelating tot de hulpverlening geweigerd kan worden staan wel in de wet. Een ervan is fraude. Iemand met een fraudeschuld kan worden geweigerd. Er staat uitdrukkelijk ‘kan’, het hoeft niet.
Een ander doel van de Wgs is een zo breed mogelijk aanbod van diensten op het gebied van schuldhulpverlening, de zogeheten integrale dienstverlening. Onder integrale dienstverlening vallen bijvoorbeeld: informatie en advies, budgetbeheer, schuldregeling en flankerende hulp.
Hoe breed is de schuldhulpverlening in uw gemeente gedefinieerd? Wordt iemand met een fraudeschuld voor alle vormen geweigerd? Een fraudeschuld hoeft geen enkele belemmering te zijn voor het aanbieden van informatie en advies of budgetbeheer. Het treffen van een schuldregeling zal in veel gevallen veel lastiger zijn.
De gemeente, UWV of SVB mag over het algemeen niet meewerken aan een schuldregeling als het een fraudevordering betreft.
In 2013 is in de toenmalige Wet Werk en Bijstand de bepaling opgenomen dat bij een vordering ontstaan door het niet of niet behoorlijk nakomen van de inlichtingenverplichtingen en waarbij als gevolg van dit gedrag een bestuurlijke boete is opgelegd of waarvan aangifte is gedaan bij het Openbaar Ministerie, geen medewerking wordt verleend aan een buitengerechtelijke schuldregeling.
In 2016 is de Participatiewet aangepast. Er is aan toegevoegd: ‘voor zover deze medewerking leidt tot gehele of gedeeltelijke kwijtschelding van deze vordering’. SVB en UWV hadden al de mogelijkheid om van terugvordering af te zien door medewerking aan voorstellen tot schuldregeling.
De gemeente mag dus bij een fraudeschuld meewerken aan een minnelijke schuldregeling. Maar het college mag niet meewerken aan een regeling waarbij de vordering aan het einde van het traject wordt afgeboekt.
Sinds 1 januari 2017 mag de gemeente meewerken aan een minnelijke regeling en daarbij de bestuurlijke boete voor een deel of voor het geheel kwijtschelden. Hiervoor gelden extra voorwaarden:
Er is nog wel een complicerende factor: schendt de schuldenaar binnen 5 jaar na het besluit tot kwijtschelding opnieuw de inlichtingenplicht dan wordt het besluit tot kwijtschelding ingetrokken of herzien. Een schuldregeling duurt 3 jaar. Dat betekent dat een schuldenaar nog jaren na het einde van de schuldregeling de inlichtingenplicht moet naleven, anders zal hij alsnog de boete moeten betalen.
De regeling is niet helemaal duidelijk. Wanneer wordt het besluit tot kwijtschelding genomen? Aan het begin van het traject of aan het eind? En vanaf welk moment begint de termijn van een jaar te lopen waarbinnen niet nogmaals de inlichtingenplicht geschonden mag worden? De toelichting bij de wetswijziging geeft hier geen antwoorden op.
De wetswijziging brengt wel meer harmonisatie tussen het doel van de Wgs en het doel van de Participatiewet: (financiële) zelfredzaamheid van de burger. Hoe meer schulden meegenomen kunnen worden in de schuldregeling hoe kansrijker een schone lei voor de schuldenaar is.