Andere bewijslast
De Centrale Raad heeft eerder al in o.a. ECLI:NL:CRVB:2016:3024 geoordeeld dat in het kader van de Participatiewet een andere bewijslast geldt voor de terugvordering van bijstand dan voor het opleggen van een boete. Als er sprake is van op geld waardeerbare arbeid, dan is het voor de terugvordering voldoende dat iemand aanwezig was op een werkplek tijdens reguliere arbeidsuren. Voor het opleggen van de boete moet de gemeente vaststellen of iemand daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht. De Rechtbank Gelderland gaat nog verder; bij de vaststelling van de boete kan niet zomaar worden uitgegaan van het benadelingsbedrag dat is bepaald voor de terugvordering.
De situatie
Betrokkenen ontvangen een bijstandsuitkering. Naar aanleiding van een fraudemelding heeft de gemeente onderzoek gedaan. Daaruit blijkt dat mevrouw een groot aantal goederen verkocht heeft via Marktplaats en dit niet heeft gemeld bij de gemeente. Die stelt dat er sprake is van schending van de inlichtingenplicht en dat het recht op bijstand niet is vast te stellen. Betrokkenen vinden dat het recht op bijstand wel kan worden vastgesteld, omdat alle betalingen van de goederen via de bank zijn gelopen.
De uitspraak
De Rechtbank Gelderland oordeelt dat niet uitgesloten kan worden dat mevrouw ook contant geld heeft ontvangen voor haar verkopen. Zij heeft 333 advertenties geplaatst op Marktplaats en slechts 20 betalingen ontvangen op haar bankrekening. Daarnaast heeft mevrouw in de advertenties vermeld dat de goederen konden worden afgehaald. Die kunnen aan de deur contant zijn afgerekend. De gemeente was dan ook bevoegd om de gehele bijstandsuitkering over de gehele bijstandsperiode terug te vorderen. Vervolgens oordeelt de Rechtbank dat de gemeente voor het opleggen van de boete de hoogte van het benadelingsbedrag moet aantonen. Mevrouw heeft verklaard dat zij niet alle goederen via Marktplaats heeft verkocht, maar dat zij het restant is kwijtgeraakt door dit weg te geven via een Facebooksite. De gemeente heeft niet onderzocht of dit klopt. De Rechtbank oordeelt dat de gemeente niet overtuigend heeft aangetoond dat mevrouw goederen heeft verkocht tot het totale bedrag van de verstrekte bijstand. Het benadelingsbedrag is hieraan dus niet gelijk te stellen. Voor het vaststellen van de boete moet de gemeente uitgaan van het bedrag dat mevrouw volgens de bankafschriften heeft ontvangen, aldus de Rechtbank Gelderland. Vervolgens wordt de boete lager vastgesteld omdat er sprake is van verminderde verwijtbaarheid.
Wat betekent dit voor de praktijk?
De gemeente zal bij het vaststellen van de hoogte van de boete naast het aantonen van de gedraging ook het benadelingsbedrag moeten aantonen. Dit vergt een zeer zorgvuldig onderzoek en zal hierdoor ook de nodige tijd in beslag nemen. De vraag is ook of het aantonen van het benadelingsbedrag in bepaalde gevallen wel mogelijk is. Als er in bovenstaande casus geen enkele betaling via de bank zou zijn verricht, maar enkel contant zou zijn betaald voor de goederen, zou er dan geoordeeld worden dat er geen boete kan worden opgelegd omdat het benadelingsbedrag niet is vast te stellen? De gemeente kan immers onmogelijk aantonen wat er contant is betaald. Een voorbehoud dat nog gemaakt moet worden, is dat de Centrale Raad altijd nog een ander oordeel kan geven. Het is dus afwachten hoe de Centrale Raad in deze of een soortgelijke situatie zal oordelen.