Alles over het nieuwe woonplaatsbeginsel

Adviseur mr. Charlotte Vanderhilt legt alles uit wat u echt moet weten over het nieuwe woonplaatsbeginsel.

Gemeenten zijn nog druk bezig met de administratieve verhuizing van jeugdigen voor wie de verantwoordelijke gemeente voor de financiering van jeugdhulp sinds 1 januari 2022 is gewijzigd. Bent u geheel op de hoogte van de wijzigingen in het woonplaatsbeginsel of wilt u meer weten? In deze blog maak ik aan de hand van een casus de veranderingen inzichtelijk.

Casus Job: Jeugdhulp zonder verblijf

Barbara (moeder) en Hans (vader) hebben twee kinderen, Job van 16 jaar en Lisa van 17 jaar. Beide ouders hebben het gezag over hun kinderen. De ouders zijn 8 jaar geleden uit elkaar gegaan. Moeder bleef met de kinderen wonen in gemeente A, vader is verhuisd naar het buitenland en heeft daarbij de banden met het gezin verbroken. Dit heeft zijn weerslag gehad op het gezin en voor de kinderen blijft het moeilijk om hun vader te moeten missen. De puberteit is een lastige periode voor Job. Hij heeft gedragsproblemen en er wordt ambulante jeugdhulp ingezet. Welke gemeente is hiervoor verantwoordelijk?

Verschil oude en nieuwe definitie woonplaats

Zowel bij toepassing van het oude als het nieuwe woonplaatsbeginsel is gemeente A verantwoordelijk, maar nu aan de hand van een andere definitie van het begrip woonplaats. Bij het oude woonplaatsbeginsel was het uitgangspunt de woonplaats van de ouder of voogd. Bij ouderlijk gezag volgde de jeugdige de woonplaats van de ouder met gezag. Als er 2 gezaghebbende ouders waren, moest worden bepaald bij wie de jeugdige de hoofdverblijfplaats had. Aangezien Job bij zijn moeder zijn hoofdverblijfplaats heeft, is in deze casus gemeente A verantwoordelijk.

Bij het nieuwe woonplaatsbeginsel is het uitgangspunt de woonplaats van de jeugdige. De inschrijving van de jeugdige in de Basisregistratie Personen (BRP) is leidend. Er wordt onderscheid gemaakt tussen jeugdhulp zonder en jeugdhulp met verblijf. Bij jeugdhulp zonder verblijf is de gemeente waar de jeugdige staat ingeschreven in de BRP verantwoordelijk. In de casus dus gemeente A, waardoor gemeente A ook op basis van het nieuwe woonplaatsbeginsel verantwoordelijk is voor de jeugdhulp voor Job.

Job gaat bij zijn tante wonen

De situatie verbetert niet en er wordt afgesproken dat Job bij zijn tante in gemeente B gaat wonen. Job heeft met zijn tante altijd al een goede band gehad. Er is geen pleegzorgaanbieder betrokken, het betreft een informele plaatsing. Moeder stemt hiermee in en Job wordt op het adres van zijn tante ingeschreven in de BRP. Job behoudt de jeugdhulp die hij al kreeg. Onder het oude woonplaatsbeginsel zou gemeente A in dat geval verantwoordelijk zijn gebleven, aangezien moeder met gezag in gemeente A woont. Bij het nieuwe woonplaatsbeginsel is dit anders. Bij jeugdhulp zonder verblijf is nu de inschrijving in de BRP leidend en daarom wordt gemeente B verantwoordelijk voor de ambulante jeugdhulp voor Job. Verhuist moeder 6 maanden later met Lisa naar gemeente C, dan zou gemeente C onder het oude woonplaatsbeginsel verantwoordelijk zijn geworden voor de jeugdhulp voor Job. Onder het nieuwe woonplaatsbeginsel wordt uitgegaan van de inschrijving in de BRP van Job. De verantwoordelijke gemeente verandert dan niet bij verhuizing van moeder.

Jeugdhulp met verblijf

Job woont langere tijd bij zijn tante en die wil de pleegzorgplaatsing formaliseren. Dat betekent dat er een pleegcontract wordt afgesloten met een pleegzorgaanbieder en tante een pleegvergoeding krijgt. Er is nu sprake van jeugdhulp met verblijf, maar hiermee wijzigt de verantwoordelijke gemeente onder het nieuwe woonplaatsbeginsel niet. Hierbij is bij jeugdhulp met verblijf de gemeente voorafgaand aan het verblijf verantwoordelijk. Dat is gemeente B omdat Job al bij zijn tante woonde. Gemeente B is verantwoordelijk voor de pleegzorg én de ambulante jeugdhulp die Job krijgt. Ook bij opvolgende, aaneensluitende vormen van verblijf van Job blijft gemeente B verantwoordelijk. Stopt het verblijf en gaat Job bij zijn moeder wonen in gemeente C terwijl de ambulante jeugdhulp doorloopt? Dan wordt gemeente C verantwoordelijk voor de ambulante jeugdhulp voor Job. Dat laatste gebeurt niet, want Job blijft langere tijd bij zijn tante wonen.

Job wordt 18 jaar

Job wordt op een gegeven moment 18 jaar. Gezamenlijk komen Job en zijn moeder tot de conclusie dat het beter is als Job bij zijn tante blijft wonen. Pleegzorg wordt vanaf de 18e verjaardag van het kind standaard verlengd. Onder het oude woonplaatsbeginsel zou de gemeente van het werkelijk verblijf van Job verantwoordelijk worden voor de jeugdhulp, dus gemeente B. Bij het nieuwe woonplaatsbeginsel blijft bij jeugdhulp met verblijf ook vanaf 18 jaar de gemeente waar de jeugdige in de BRP is ingeschreven voorafgaand aan het verblijf verantwoordelijk. In dit geval is dat ook gemeente B.

Woonplaatsbeginsel in de praktijk

In de praktijk komen veel verschillende situaties voor bij jeugdhulp zonder en jeugdhulp met verblijf. Bijvoorbeeld wanneer een moeder samen met haar kind verblijft in de Vrouwenopvang en er jeugdhulp nodig is. Of bij verschillende vormen van verblijf die elkaar opvolgen. En wat als een jeugdige niet staat ingeschreven in de BRP of tijdens verblijf wordt geboren? Wilt u over deze en andere situaties meer te weten komen of heeft u vragen? Volg dan de training over het nieuwe woonplaatsbeginsel. Voorafgaand aan en tijdens de training is er ruimte om eigen casuïstiek in te brengen die tijdens de training wordt behandeld.

Pagina delen op socials

Meer weten over dit onderwerp?

Charlotte Vanderhilt helpt je graag verder.

Nieuwsbrief Sociaal Domein

Binnen 5 minuten op de hoogte van de actuele ontwikkelingen in het sociaal domein? Meld u aan voor onze gratis nieuwsbrief. Met onder andere blogs van experts, interessante whitepapers en toelichting op wet- en regelgeving.

Andere bekeken ook

Betekenis van het rapport van de Staatscommissie rechtsstaat

Op 10 juni 2024 presenteerde de Staatscommissie rechtsstaat haar rapport ‘De gebroken belofte van de rechtsstaat’. In dat rapport concludeert de Staatscommissie dat de belofte van de rechtsstaat voor een aanzienlijke groep burgers niet wordt ingelost. De overheid is te ingewikkeld geworden en de rechtsbescherming schiet tekort.

Met BeleidloonT ontwikkelen we beleid dat we kunnen waarmaken

Hoe ontwikkel je goed minimabeleid? Een hele puzzel, omdat je te maken hebt met een combinatie van regelingen die voor elk huishoudtype anders uitpakken. Niels Scheele, beleidsadviseur bij de gemeente Haarlemmermeer, werkt met BeleidloonT. “Je ziet precies wat er gebeurt met de toeslagen en de lokale minimaregelingen als het inkomen verandert.”

Handreiking verzachten keteneffecten

Een nabetaling van uitkering of loon lijkt goed nieuws voor de cliënt. Maar in de praktijk kan het leiden tot financiële tegenvallers: toeslagen worden verlaagd of teruggevorderd, of er ontstaat een hoge belastingaanslag. Dit zogenoemde keteneffect zorgt vaak voor stress en onzekerheid.