Resultaatgericht indiceren: voorlopig een doodlopend pad?

CRvB: "Resultaatgericht indiceren is nog steeds niet toegestaan in het kader van de Wmo 2015." Hoe zit dat?

hero afbeelding Resultaatgericht indiceren: voorlopig een doodlopend pad?
24 februari 2023

Door Wim Peters

De toekenning in deze casus behelsde de volgende resultaten: ‘u heeft een gezond dag- en nachtritme, u kunt grenzen stellen, u bent voldoende zelfredzaam om terugval of verergering te voorkomen en u kunt omgaan met uw mogelijkheden en beperkingen’. Dit resultaatgericht indiceren biedt cliënten te weinig rechtszekerheid, aldus de CRvB. Hoe komt dit en waarom mag er nog niet resultaatgericht geïndiceerd worden?

Resultaatgericht indiceren is een logisch gevolg van het Wmo-denken

Resultaatgericht indiceren is al redelijk oud. Het is bedacht in het kader van de ‘oude’ Wmo (2007) om aan te geven voor welke gebieden je een beroep kon doen op de Wmo. De ‘gekantelde’ modelverordening van de VNG bevatte in die tijd onder meer de volgende resultaten:

  1. Het voeren van een huishouden: zoals een schoon en leefbaar huis hebben, wonen in een geschikt huis, beschikken over primaire levensbehoeften en schone kleding, het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren en sterven in een huiselijke omgeving;
  2. Verplaatsen: zich verplaatsen in en om de woning, en zich lokaal verplaatsen per vervoermiddel;
  3. Daginvulling: een ingevulde dag hebben, en de mogelijkheid hebben contacten te hebben met medemensen en deel te nemen aan maatschappelijke, recreatieve en religieuze activiteiten.

Deze resultaten waren een logisch gevolg van de zogenaamde kanteling: het noodzakelijke proces om de Wmo niet meer uit te voeren op een claimgerichte manier, zoals het in de oude Wet voorzieningen gehandicapten was geregeld. Uitgangspunt werd de behoefte van de cliënt aan ondersteuning bij het behalen van de omschreven doelen.

Deze resultaten waren nog niet bedoeld om zonder verdere toevoeging van uren te beschikken. Over het algemeen werden resultaten toegekend met daarbij aangegeven het aantal uren dat nodig was om dat resultaat te bereiken. Of als het om een zaak ging (een rolstoel bijvoorbeeld), welke rolstoel nodig was. Vaak werd (en wordt) daarvoor een pakket van eisen samengesteld.

In bovengenoemde opsomming kan men ook resultaten herkennen die nooit tot de oude Wmo hebben behoord. Ze zijn geformuleerd omdat het toenmalige kabinet met een uitbreiding van de compensatieplicht met een vijfde domein kwam. Die ging over het uitvoeren van dagelijkse levensverrichtingen en het structureren van het persoonlijk leven en daarover regie kunnen voeren. Hieronder vielen mantelzorg verlenen, een veilige leefomgeving hebben, sterven in een huiselijke omgeving, een ingevulde dag hebben en deelnemen aan activiteiten.

Indiceren in resultaten

Onder de Wmo 2015 zijn gemeenten in resultaten gaan indiceren. Dat was een logische stap. De drijfveer was niet altijd het resultaat op zich, maar vaak ook een vorm van bezuiniging. De aanbieder kreeg namelijk een vast budget en mocht daarmee zelf bepalen hoeveel uur hij inzette, mits de doelen maar behaald werden. En omdat aanbieders nog lang niet in resultaten dachten, werd het budget door de uurprijs gedeeld en werd het aantal uren verdeeld onder de klanten. Het budget, en niet het doel van de cliënt, werd dus bepalend voor de hulp die men kreeg.

Dat leidde al snel tot rechtszaken en uitspraken. Als eerste bij hulp bij het huishouden. Cliënten die eerst 4 uur hulp hadden kregen nu nog maar 3 uur om het resultaat (een schoon en leefbaar huis) te bereiken. De Centrale Raad van Beroep deed hierover al in 2011 een uitspraak. Hieruit bleek dat een beschikking een duidelijke maatstaf moet hebben en moet vermelden:

  • hoe het resultaat concreet bereikt zal worden;
  • welke concrete hulp geboden gaat worden; en
  • hoe die bijdraagt aan het realiseren van het doel.

Het vermelden van uren geldt (per definitie) als zodanig, als aangegeven is wat in die uren gedaan moet worden. Maar tot op heden zijn nog geen vormen van resultaatgericht indiceren aan de rechter voorgelegd die daarna de toets der kritiek konden doorstaan.

Voorstel voor een wetswijziging

Er is onder het vorige kabinet, in 2020, een conceptvoorstel tot wijziging van de Wmo 2015 in internetconsultatie geweest. Dit was het wetsvoorstel resultaatgericht beschikken en vereenvoudigen geschilbeslechting. Doel van die wetswijziging was onder meer dat bij verstrekking van een maatwerkvoorziening een resultaatbeschrijving kan worden gehanteerd. Het blijft daarnaast ook mogelijk om een tijdsduurbeschrijving te hanteren.

Dat wetsvoorstel bevat enkele artikelen die het volgende bepalen:

  1. dat in een verordening moet worden bepaald ten aanzien van welke maatwerkvoorzieningen of categorieën van maatwerkvoorzieningen:
    1° een resultaatbeschrijving wordt gehanteerd; of
    2° een tijdsduurbeschrijving wordt gehanteerd.
  2. dat aan artikel 2.3.5 twee leden worden toegevoegd. Hierin wordt geregeld dat de gemeente een ondersteuningsplan opstelt bij de verstrekking van een maatwerkvoorziening. Dit ondersteuningsplan maakt deel uit van de beschikking. In de beschikking wordt in ieder geval opgenomen de dienst waarop de cliënt aanspraak heeft. Voor de uitvoering van die dienst wordt in het ondersteuningsplan de beschrijving van de uit te voeren activiteiten opgenomen, en de frequentie waarmee die activiteiten worden uitgevoerd.
    De gemeente houdt bij het opstellen van het ondersteuningsplan rekening met de weergave van het onderzoek. naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt. Als dit niet is onderzocht, verzoekt de gemeente de aanbieder in overleg met de cliënt of diens vertegenwoordiger te adviseren over de wijze waarop hij rekening kan houden met de behoefte van de cliënt aan maatschappelijk ondersteuning.

Rechtszekerheid bieden

Sinds de internet-consultatie is het tot op dit moment stil gebleven. Of dit wetsvoorstel ingediend gaat worden is nog volstrekt onduidelijk. De vraag is evenwel: is dat wetsvoorstel afdoende?

De CRvB heeft nooit geoordeeld dat resultaatgericht indiceren niet is toegestaan omdat het niet in de verordening is opgenomen. De reden was steeds strijd met het rechtszekerheidsbeginsel, omdat iemand niet voldoende duidelijk had waar hij recht op had.

Dit blijkt ook dit citaat uit de uitspraak van 4 januari 2023:

‘Uit vaste rechtspraak, zowel onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, als onder de Wmo 2015, volgt dat een wijze van verstrekken die ertoe leidt dat een cliënt vooraf, bij de verstrekking, niet weet hoeveel, naar tijdseenheden bepaalde, maatschappelijke ondersteuning het college heeft verstrekt, in strijd komt met het rechtszekerheidsbeginsel (zie bijvoorbeeld de uitspraak van 26 mei 2021, ECLI:NL:CRVB:2021:1381).’

Het wetsvoorstel maakt dan weliswaar via verordening mogelijk dat niet in uren wordt beschikt, maar dan nog steeds geldt dat iemand voldoende duidelijk moet weten waar hij (precies) recht op heeft. Dus resultaten zoals ’u heeft een gezond dag- en nachtritme’, en ’u kunt grenzen stellen’, ‘u bent voldoende zelfredzaam om terugval/verergering te voorkomen’ en ‘u kunt omgaan met uw mogelijkheden en beperkingen’ blijven onvoldoende. Want wat krijgt de cliënt concreet zodat die daarna wel grenzen kan stellen? Hoe gaat de hulpverlener dat invullen? En wanneer kun je grenzen stellen?

Concreter beschikken

Een groot probleem bij met name het indiceren van begeleiding is dat gemeenten onvoldoende in staat zijn concreet te worden. Bovenstaande doelen kom je nog regelmatig tegen in beschikkingen. Eigenlijk kun je helemaal niets met die doelen: je weet niet wat ze concreet betekenen, wat er voor gedaan moet worden en wanneer die doelen bereikt zijn.

Gemeenten moeten daarom leren concreter te worden. Want alleen als gemeenten concreet zijn, kan resultaatgericht indiceren mogelijk worden. En ook nu al heeft een gemeente grote voordelen bij het heel concreet zijn in beschikkingen. Immers: de hulp is bedoeld om een doel te bereiken. Om na te gaan of dat lukt of gelukt is zul je het proces moeten toetsen. Hoe duidelijker de formuleringen zijn, hoe beter je kunt toetsen bij een eventueel heronderzoek tijdens de looptijd van een beschikking. Of bij een nieuwe aanvraag na afloop van een eerder gegeven beschikking. Daarmee voorkom je toekenningen die jaren lopen en tot weinig of niets leiden.

En wat is nu het antwoord op de vraag: “Resultaatgericht indiceren voorlopig een doodlopend pad?” Voorlopig is resultaatgericht indiceren in strijd met de jurisprudentie. Of er een wetswijziging komt die het wel mogelijk maakt is nu nog niet duidelijk. Maar wel kan een gemeente zich daarop voorbereiden en daar nu al positief effect van hebben.

Stimulansz komt in de loop van dit jaar met een speciale training om te leren zo concreet mogelijk te indiceren (in tijdseenheden), en doelen te stellen en die in de beschikking te formuleren. Nu nuttig, maar ook al een vorm van voorsorteren op resultaatgericht indiceren, als dat ooit nog geregeld gaat worden in de wet. Wilt u meer weten over deze speciale training? Laat het de opleidingsadviseurs van de Stimulansz Academie weten.

Anderen bekeken ook