Zelfstandig ondernemers en schuldhulpverlening

Staat de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening ook open voor zelfstandig ondernemers? Of zijn zij aangewezen op de specifieke bijstandsregeling voor zelfstandigen? Lees nu het antwoord van onze expert Peter Huijgens.

hero afbeelding Zelfstandig ondernemers en schuldhulpverlening
21 juni 2021

Vraag

Begin dit jaar publiceerde de Volkskrant een artikel waarin staat dat 24 van de 44 onderzochte gemeenten zelfstandige ondernemers geen toegang verschaffen tot de wettelijke regeling voor schuldhulpverlening. Die zelfstandigen zijn volgens het artikel door de gemeenten doorverwezen naar de specifieke regeling voor zelfstandigen, het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

Handelt een gemeente juist, als zij zelfstandigen met problematische schulden wel onder het bereik van de zelfstandigenregeling, maar niet onder dat van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening brengt? En voor wie staat de wettelijke schuldhulpverlening eigenlijk open?

Antwoord

Voor het antwoord op deze vragen moeten zowel het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz) als de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening (Wgs) nader worden bekeken.

De regeling voor zelfstandigen

Het Bbz heeft als doel om de daarin benoemde categorieën zelfstandigen met bijstand te ondersteunen. Het gaat om tijdelijke inkomensaanvulling tot het sociaal minimum of om een bedrag aan bedrijfskapitaal. Om tot de doelgroep te kunnen worden gerekend en daadwerkelijk voor bijstand in aanmerking te komen, moet de zelfstandige aan bepaalde voorwaarden voldoen. Zo wordt een ondernemer volgens het Bbz niet als zelfstandige aangemerkt als hij met inkomsten uit andere bron volledig in zijn bestaan kan voorzien. Bijvoorbeeld als de partner van de ondernemer een inkomen uit arbeid heeft dat gelijk of hoger is dan de bijstandsnorm voor gehuwden. Verder bestaat er in de meeste gevallen geen recht op bijstand als het bedrijf van de zelfstandige niet levensvatbaar is.

De zelfstandige met problematische schulden

Bijstand in de vorm van bedrijfskapitaal kan worden verstrekt voor financiering van de onderneming, maar ook voor gedeeltelijke of volledige betaling van een bedrijfsschuld (artikel 17 Bbz). Die bijstand kan ook betrekking hebben op privéschulden. Gemeenten kunnen ondernemers ook nog tijdelijk met bijstand ondersteunen bij het beëindigen van hun bedrijf. Bijstand in de vorm van bedrijfskapitaal kan onder bepaalde omstandigheden ’om niet’ worden verstrekt of (gedeeltelijk) in ‘om niet’ worden omgezet. Dat wil zeggen dat de bijstand niet terugbetaald hoeft te worden.
In algemene lijnen zijn hiermee de mogelijkheden geschetst die het Bbz biedt voor zelfstandig ondernemers die in moeilijke financiële omstandigheden verkeren en schulden hebben.

Of het Bbz een adequate regeling is voor integrale schuldhulpverlening aan zelfstandigen,  zoals de wetgever dat heeft beoogd, is maar de vraag. Zelfstandigen die niet aan de voorwaarden voldoen, bijvoorbeeld omdat hun bedrijf niet levensvatbaar is, vallen volledig buiten de Bbz-boot en kunnen geen gebruik van deze regeling maken.

De wettelijke regeling voor gemeentelijke schuldhulpverlening

In de memorie van toelichting (MvT, vergaderjaar 2009-2010, pagina 9) van de huidige Wgs staat dat gemeentelijke schuldhulpverlening breed toegankelijk moet zijn voor natuurlijke personen en dat geen groepen op voorhand van schuldhulpverlening mogen worden uitgesloten.

Even verderop in de toelichting wordt op dat uitgangspunt echter een uitzondering gemaakt. De regering neemt daar namelijk het standpunt in ‘dat gemeentelijke schuldhulpverlening niet toegankelijk kan zijn voor zelfstandigen met een nog functionerende onderneming’.

Voor hen bestaat volgens de toelichting de mogelijkheid van private financiering, bijvoorbeeld via het bankwezen, of de mogelijkheden die het Bbz biedt. Mocht er geen recht op bijstand bestaan, bijvoorbeeld omdat het bedrijf niet aan de eis van levensvatbaarheid voldoet, dan kan de onderneming worden beëindigd, waarna de ex-zelfstandige alsnog een beroep op de Wgs kan doen. Dat geldt ook voor ondernemers met problematische schulden die niet onder de doelgroep van het Bbz vallen, bijvoorbeeld die met een partner met voldoende inkomsten, zo vermeldt de MvT.

Zoals uit het verrichte onderzoek blijkt, hebben diverse gemeenten hun beleid op de MvT afgestemd. Naar aanleiding van die uitkomsten zijn Kamervragen gesteld. In reactie op die vragen komt Staatssecretaris Van Ark in niet mis te verstane bewoordingen terug op wat in de MvT staat. Dat doet zij niet voor de eerste keer overigens. Zij vraagt gemeenten om de wettelijke regeling voor schuldhulpverlening ook voor zelfstandig ondernemers, dat wil zeggen natuurlijke personen met een bestaand bedrijf, open te stellen.

Wat kunnen gemeenten doen?

Gemeenten die zelfstandig ondernemers met problematische schulden uitsluiten van de wettelijke gemeentelijke schuldhulpverlening en hen doorverwijzen naar het Bbz-loket, zouden dat beleid opnieuw vorm kunnen geven met aandacht voor het volgende:

  • Uitgangspunten bij de toepassing van de Wgs zijn: brede toegankelijkheid, maatwerk en het niet bij voorbaat uitsluiten van groepen. De enige categoriale uitsluitingsgrond betreft vreemdelingen die niet over een bepaalde verblijfstatus beschikken (artikel 3, lid 4, Wgs)
  • In haar antwoord van 14 februari op Kamervragen weidt Staatssecretaris Van Ark uit over deze uitgangspunten en geeft zij onder meer aan dat:
  • het zorgwekkend is dat zelfstandigen met schulden nog onvoldoende toegang krijgen tot de gemeentelijke schuldhulpverlening;
  • de Wgs gemeenten grote beleidsvrijheid geeft in het optimaal organiseren van toegang;
  • eerder al met gemeenten is gecommuniceerd dat niemand de toegang tot schuldhulpverlening mag worden ontzegd vanwege het enkele feit dat hij of zij een koophuis heeft, geen inkomen heeft, als zelfstandige een onderneming heeft of een behandeling ondergaat in de verslavingszorg. Gemeenten mogen deze en andere uitsluitingsgronden niet toepassen (zie bijvoorbeeld verzamelbrief 2015-1 juni 2015 onder punt 15);
  • de MvT voor onduidelijkheid heeft gezorgd, omdat daarin ten onrechte alleen wordt ingegaan op de situatie dat een zelfstandige zijn onderneming heeft gestaakt. Het Bbz wordt in de MvT te stellig gepresenteerd als een voorliggende voorziening. Omdat het juridisch onmogelijk is de MvT te wijzigen geeft de Staatssecretaris via verschillende wegen alsnog duidelijkheid daarover;
  • de Wgs gewijzigd zal worden, onder meer om uitwisseling van persoonsgegevens te faciliteren. In dat kader zal ook aandacht worden besteed aan de brede toegang tot schuldhulpverlening van onder anderen zzp’ers. Zie Wijziging Wet gemeentelijke schuldhulpverlening.

Conclusies

De Staatssecretaris draagt gemeenten op om de wettelijke gemeentelijke schuldhulpverlening ook voor zelfstandig ondernemers met een bestaand bedrijf open te stellen. Een ondernemer met problematische schulden die geen zelfstandige is in de zin van het Bbz of niet aan de voorwaarden voldoet voor bijstandsverlening, komt zo alsnog voor schuldhulpverlening in aanmerking.

Als een zelfstandig ondernemer verzoekt om schuldhulpverlening zal de gemeente op basis van de individuele situatie de mogelijkheden binnen het Bbz en de Wgs moeten bekijken. Het ligt voor de hand dat een inhoudelijk deskundige Bbz-consulent zich als eerste met het dossier bezig gaat houden. Zo nodig kan voor de bestaande schuldenproblematiek naar een oplossing worden gezocht binnen de Wgs. Het doel moet zijn voorwaarden te scheppen voor arbeidsparticipatie, en in het geval van een ondernemer: voor continuering van het eigen bedrijf als zelfstandige bestaansvoorziening.

Anderen bekeken ook