Zelfs bestuursorganen kunnen steeds vaker zelf de weg niet vinden in de verstrengelde regelgeving. De regels rond bescherming van persoonsgegevens zijn hier een uitgesproken voorbeeld van, aldus dit jaarverslag.
Onder verschillende noemers als deregulering, marktwerking, administratieve lastendruk is door de jaren heen gepoogd grip te krijgen op de toenemende complexiteit van regels. De noemer deregulering staat mij als beleidsoperatie nog goed bij. Een belangrijk thema bij invoering van de nieuwe Abw in 1995. De toenmalige Abw met veel nadere regels werd teruggebracht naar een beperkt aantal artikelen. Het was ook de tijd van opkomende budgetfinanciering. In ruil daarvoor kregen de gemeenten speelruimte voor eigen beleid. Zo ontstonden de verplichte verordeningen voor het maatregelen- en toeslagenbeleid. Geschrapt werden onder meer de boetebepalingen, verplichte sancties en heronderzoeken. Veel van de toen ontstane nieuwe vrijheden zijn later weer ongedaan gemaakt. Maar op details zijn wel vrijheden blijven bestaan.
De winst daarvan voor de inwoner is echter niet te begrijpen. De inwoner heeft er belang bij dat de Participatiewet op hoofdlijn helder en eenduidig is. De regels moeten passen in een echt kleine gids. Vanuit het perspectief van de inwoner is er geen rechtvaardiging om per gemeente eigen premieregelingen, vrijlatingen, individuele toeslagen of studietoelagen te hebben. Het belang van inwoners is eenvoud, eenduidigheid en transparantie. Inwoners worden immers geacht de wet te kennen. Dat stimuleert burgerzin en inwoners kunnen elkaar ondersteunen in kennis over regels.
De balans is ook in het sociaal domein naar institutionele (gemeentelijke) belangen doorgeslagen. Gemeentelijke autonomie is geen heilig huisje en rechtvaardigt ook niet de huidige verschillen tussen gemeenten. Juist de grondwettelijke waarborgen op minimumniveau lenen zich niet om onderwerp te zijn van lokale besluitvorming. De basisregels voor vrijlatingen, premies en toeslagen moeten eenvoudig, voor elke inwoner gelijk en goed vindbaar zijn en in begrijpelijke taal geschreven zijn. En als het Rijk dat niet doet, doe het dan als gemeenten samen. Dit uiteraard zonder afbreuk te doen aan maatwerk. En met erkenning dat er specifieke onderwerpen zijn die eigen lokaal beleid rechtvaardigen. Zo’n rechtvaardiging voor verschillen kan liggen in de omstandigheden van de mens, maar mag niet liggen aan het budget van de gemeente. De financiële mogelijkheden van de gemeente mogen niet bepalen hoe het grondwettelijke recht op bijstand wordt ingevuld.