Deze zaak roept vooral veel emotie op. Die zit meer in de wijze waarop de Participatiewet is vormgegeven dan op deze zaak. Toch is het boeiend om te kijken wat we van deze uitspraak kunnen leren. Er zitten wel degelijk heel interessante elementen in.
De eerste vraag die de gemoederen bezig hield was of de boodschappen niet als gift hadden moeten worden aangemerkt. Daarover zegt de Centrale Raad het volgende. De bijstand is een vangnetvoorziening en bedoeld voor mensen die niet zelf in de kosten van het bestaan kunnen voorzien. Kunnen mensen dat gedeeltelijk wel, dan moeten ze dat doen en wordt de hoogte van de bijstand afgestemd op de mate waarin ze dat zelf kunnen. Het is daarmee nadrukkelijk geen basisinkomen met vaste hoogte, maar heeft een complementair karakter. Wel bestaat de mogelijkheid om giften vrij te laten. Giften, in de vorm van inkomen of vermogen, worden niet als middel aangemerkt als het college de gift verantwoord vindt vanuit het oogpunt van bijstand. Er mag beleid gevoerd worden op deze vrijlating en het is toegestaan dat er verschillen zitten tussen het beleid van verschillende gemeenten. Maar het ontvangen van boodschappen is naar het oordeel van de Centrale Raad geen inkomen of vermogen, maar een kostenbesparing. En daarvoor geldt de vrijlating niet. De discussie over giften die in de Tweede Kamer en veel gemeenteraden is gevoerd, had hier dus geen verschil gemaakt. Zonder wetswijziging is een vrijlating van kostenbesparing niet mogelijk en kan de gemeente niet anders dan de bijstand lager vaststellen als sprake is van een wezenlijke kostenbesparing. Daarnaast speelt ook dat volgens het beleid van de gemeente enkel incidentele en vrij besteedbare giften kunnen worden vrijgelaten en dat dit structureel en niet vrij besteedbaar is.
De tweede vraag die vaak is gesteld, is of dit nu betekent dat mensen die een pakket krijgen van de Voedselbank allemaal gekort moeten worden op de bijstand. Daarover is de Centrale Raad heel duidelijk. Het ontvangen van een pakket van de Voedselbank is een wezenlijk andere situatie. Dat kunnen mensen alleen krijgen op verzoek en na een financiële intake. Enkel mensen die onder een bepaald minimum besteedbaar bedrag terechtkomen kunnen hier gebruik van maken. Deze hulp is in beginsel voor een periode van 3 maanden en er is ook begeleiding mogelijk om weer zelfredzaam te worden. De boodschappen die mevrouw van haar moeder kreeg was aan geen enkele voorwaarde gebonden, maar geheel vrijblijvend. Er zat geen beperking in tijdsduur aan en er was geen financiële drempel.
Het laatste wat ik hier wil benoemen is de schadevergoeding voor het onrechtmatig afgelegde huisbezoek. Het college heeft een huisbezoek afgelegd om de woonsituatie te verifiëren, omdat mevrouw een auto en motor in bezit had en bijna geen afschrijvingen op haar bankrekeningen voor kosten van levensonderhoud. Mevrouw heeft daarover tijdens het aan het huisbezoek voorafgaande gesprek verklaard dat haar moeder boodschappen voor haar deed. Volgens de Centrale Raad valt op basis van deze feiten en omstandigheden niet redelijkerwijs te twijfelen aan haar woonsituatie. De bevindingen tijdens een huisbezoek hadden niet kunnen bijdragen aan het onderzoek naar de juistheid van de verklaring over de omvang van de ontvangen boodschappen in de periode waarover het hier gaat. Om die reden is niet op juiste wijze informed consent toegepast en daarom is een schadevergoeding van € 200,- toegekend voor het vergoeden van door haar geleden immateriële schade.
De uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is terug te vinden onder ECLI:NL:CRVB:2021:1918.