Ze melden zich aan voor schuldhulpverlening. Met hulp van het wijkteam ruimen ze de eerste problemen uit de weg en vullen ze een aanvraag voor schuldhulpverlening in. Er is echter een probleem: er is geen slotbalans van de onderneming opgesteld. Daardoor is het niet duidelijk hoeveel de schuld precies bedraagt en is het niet mogelijk om een voorstel te doen aan de schuldeisers. Een schuldregeling gaat dus niet lukken. Pieter is niet in staat om een slotbalans van de onderneming op te maken en van die € 70,– per week kan de familie niet iemand inhuren om dat te laten doen. De kosten daarvan zijn € 2.500,–. Om uit deze schuldenspiraal te breken, is een beroep gedaan op de bijzondere bijstand. Tot driemaal toe werd het verzoek afgewezen. Er was, volgens een van de afwijzingsbrieven, geen sprake van ‘zwaarwegende individuele omstandigheden’.
Omdat het papierwerk rondom de failliete onderneming nog niet af is, heeft de familie het nu ook aan de stok met de Belastingdienst. Er wordt beslag gelegd op hun leefgeld. Dit is in strijd met de regels rond de beslagvrije voet, maar de Belastingdienst hanteert een omgekeerde bewijslast. Eerst beslagleggen en dan mag de betrokkene bewijzen dat de beslagvrije voet wordt geschonden. En tot dat geregeld is, zakt het gezin onder het bestaansminimum.
Het gezin kan op grond van artikel 3 Wgs niet uitgesloten worden van verdere schuldhulpverlening. Vanuit de Participatiewet kan bijzondere bijstand worden verstrekt op grond van artikel 35 PW. Sommige gemeenten hebben een noodfonds van waaruit dit vergoed kan worden. Daarnaast is het mogelijk een beroep te doen op plaatselijke boekhouders om, in het kader van maatschappelijk verantwoord ondernemen, jaarlijks een aantal zaken gratis af te handelen.Dat kan met onze juridische kennisbank Inzicht Sociaal Domein