Naar een nieuwe balans in de Participatiewet
Nieuwsgierig naar de plannen van minister Schouten met de Participatiewet? Lees onze analyse.
Nieuwsgierig naar de plannen van minister Schouten met de Participatiewet? Lees onze analyse.
Door Mr. Mark Husen
Het rapport biedt een overzicht met beleidsopties voor een wijziging van de Participatiewet. Het rapport bevat dus oplossingsrichtingen waaruit de regering nog geen definitieve keuze heeft gemaakt. In dit blog geef ik een algemeen overzicht van de inhoud van het rapport. De verschillende oplossingsrichtingen zullen binnenkort concreter worden besproken.
Hoewel de minister in de brief nog geen concrete maatregelen heeft aangekondigd blijkt uit het rapport en de brief wel in welke richting de minister denkt: De Participatiewet moet eenvoudiger zijn en een toereikend bestaansminimum bieden, waarbij mensen passende ondersteuning krijgen. De wet moet daarbij rechten en verplichtingen bevatten die zinvol en begrijpelijk zijn en door iedere uitkeringsgerechtigde nageleefd kunnen worden.
Het rapport werkt de beleidsopties in 7 oplossingsrichtingen uit:
Het rapport onderscheidt daarbij maatregelen die op korte termijn een stap in de goede richting zetten (spoor 1) en maatregelen die pas op langere termijn realiseerbaar zijn (spoor 2). Bij de korte termijn gaat het rapport er overigens van uit dat maatregelen op z’n vroegst begin 2024 geïmplementeerd kunnen worden.
Voor het realiseren van de gewenste verandering zal een wijziging van de Participatiewet nodig zijn. Voor een aantal oplossingsrichtingen zijn overigens al wetsvoorstellen aanhangig, zoals de verhoging van de leeftijdsgrens voor de kostendelersnorm en het initiatiefwetsvoorstel maatwerk bij terugvordering. Het rapport kiest daarbij voor regelgeving die de instrumentkeuze gaat faciliteren in plaats van dwingend voorschrijven. Het lijkt in dat geval aannemelijk dat bijvoorbeeld de eenvormige maatregel in artikel 18 van de Participatiewet gewijzigd gaat worden.
In plaats van in de wet vast te leggen dat het doel enkel op de voorgeschreven wijze wordt gerealiseerd, wil het rapport het oordeel van de juiste instrumentkeuze lokaal beleggen. Daarbij wordt ook aan een planverplichting gedacht. Het rapport merkt daarbij op dat voor het sturen op effectiviteit in plaats van op rechtmatigheid, een verdere professionaliseringsslag op verschillende niveaus nodig is. Gemeenten zullen hier dus extra inspanningen moeten gaan verrichten.
Het rapport maakt voor wat betreft de beleidsopties die op korte termijn ingevoerd kunnen worden ook een eerste inschatting van de budgettaire gevolgen voor de SZW-begroting. In een tijd van oplopende rente en uitgaven zal dit waarschijnlijk een grote rol gaan spelen bij de keuze die uiteindelijk gemaakt gaat worden. De gevolgen van bijvoorbeeld het herzien van de zoektermijn van 4 weken voor personen tot 27 jaar schat het rapport als beperkt in. Maar de gevolgen van bijvoorbeeld het creëren van mogelijkheden voor mantelzorg en het verruimen van de mogelijkheid om met terugwerkende kracht bijstand te verlenen worden groter ingeschat’
De minister is voor wat betreft de Participatiewet voortvarend aan de slag gegaan met de uitvoering van het coalitieakkoord. De brief en het rapport geven inzicht welke kant de minister op wil gaan. Het is echter nog wachten op concrete voorstellen voor wijzigingen van landelijke wet- en regelgeving. De minister heeft toegezegd om de Tweede Kamer in het najaar nader te informeren over het in te zetten wetgevingstraject voor maatregelen op de korte termijn.