Voor veel mensen is dat pgb echt een uitkomst. Een cliënt met een Wmo-indicatie voor een maatwerkvoorziening kan met een pgb zelf een vertrouwde, vaste dienstverlener inhuren of zelf een hulpmiddel aanschaffen. Bij dienstverlening gaat het vaak om huishoudelijke hulp of – sinds 2015 – om begeleiding. Bij hulpmiddelen kunnen we denken aan een scootmobiel of een traplift.
In de huidige Wmo 2015 is de mogelijkheid van een pgb ook weer opgenomen. De voorwaarden zijn duidelijker en strenger dan onder de eerste Wmo uit 2007. Het uitgangspunt van de Wmo 2015 is dat de cliënt de maatwerkvoorziening in natura krijgt. De gemeente regelt dan dat er dienstverlening of hulpmiddelen worden geleverd aan de cliënt.
Als mensen een pgb willen, dan kan dat ook, als ze volgens de gemeente met dat pgb kunnen omgaan of iemand hebben die hen daarbij kan helpen. Verder moeten ze hun keuze voor een pgb kunnen motiveren. Ook geldt als voorwaarde voor een pgb dat er waarborgen zijn dat het pgb-geld juist wordt besteed. Wat ermee wordt aangeschaft of ingehuurd moet aan bepaalde kwaliteitseisen voldoen. Die kwaliteitseisen zijn een afgeleide van de eisen die worden gesteld aan voorzieningen die via de gemeente zelf in natura worden geleverd.
Een gemeente kan een pgb weigeren als verstrekking van een pgb voor de gemeente duurder is dan verstrekking van een maatwerkvoorziening in natura. Tevens kan geweigerd worden als de cliënt eerder met Wmo-2015 voorzieningen of pgb’s heeft gefraudeerd of zich niet aan de verstrekkingsvoorwaarden heeft gehouden.
Als een cliënt aan de voorwaarden voldoet en een pgb krijgt toegekend , wordt dat pgb – behalve bij eenmalige verstrekkkingen – niet meer direct op de rekening van de Pgb-houder gestort. Tot 2015 was dat wel zo, maar nu is het pgb een zogegenoemd trekkingsrecht, een bedrag waaruit door de Sociale Verzekeringsbank (SVB) namens de gemeente betalingen worden gedaan aan de cliënt. Als bepaalde gegevens worden overgelegd door of namens de cliënt, wordt het pgb-geld uitbetaald aan degene die ondersteuning levert.
Doel van deze strengere pgb-regels is het voorkomen van fraude.
Pgb-fraude is echter nog steeds mogelijk. Uit de praktijk blijkt dat met name de nieuwe doelgroepen in de Wmo 2015 een flink risico vormen. Het gaat dan om mensen met psychische problematiek, die zijn aangewezen op begeleiding of beschermd wonen. Zij kunnen worden gemanipuleerd of worden zelfs min of meer geronseld om een pgb aan te vragen. Dit gebeurt door mensen die deze cliënten ondersteuning willen gaan bieden en tevens hun pgb willen beheren. Helaas denken deze lieden dan vooral aan hun eigen portemonnee.
Bij indicaties voor intensieve begeleiding en beschermd wonen is er ook veel geld te verdienen; het gaat om duizenden tot tienduizenden euro’s per pgb-cliënt per jaar. Voor sommige kwaadwillenden vormt de combinatie van makkelijk manipuleerbare cliënten en de hoge pgb-bedragen een interessant alternatief verdienmodel.
Daar komt bij dat fraudepreventie en –bestrijding in de beginjaren van de Wmo 2015 geen prioriteit hadden bij gemeenten. De spreekwoordelijke winkel moest draaiende gehouden worden, dat vergde de meeste aandacht.
Er zijn echter nog steeds gemeenten waar nauwelijks aandacht wordt gegeven aan fraudepreventie, waar geen toezicht wordt uitgeoefend en evenmin heronderzoek wordt gedaan naar verstrekte naturavoorzieningen (ook aanbieders van naturavoorzieningen kunnen frauderen) en naar pgb’s. Soms worden voorzieningen en dure pgb’s zelfs zonder beschikking (dus formeel onvoorwaardelijk) verstrekt. Dat maakt fraude wel erg makkelijk en achteraf ook moeilijk te bestrijden; fraudeurs hebben vaak vrij spel.
Immers, als er geen of onduidelijke beschikkingsvoorwaarden zijn gesteld aan de verstrekking, is het juridisch gezien onmogelijk om hard te maken dat iemand zicht niet aan de regels voor die verstrekking heeft gehouden. Afgezien daarvan is het afgeven van een beschikking in de Wmo gewoon een wettelijke verplichting.
Door een goede indicatiestelling en toetsing vooraf kan echter voor gemeenten én pgb-cliënten al veel ellende voorkomen worden. Ook fraudebestrijding (dus ná toekenning) is makkelijker, als in de beschikking duidelijke verstrekkingsvoorwaarden eisen zijn gesteld. Dat geldt niet alleen voor verstrekking via een pgb, maar ook voor naturaverstrekkingen.
De essentie is eigenlijk heel eenvoudig: op basis van duidelijke regels, zal via zorgvuldig onderzoek moeten worden vastgesteld of er recht is op een maatwerkvoorziening. Om wat voor voorziening gaat het? Wat is het doel van de voorziening? Welke kwaliteit en – indien van toepassing – welke frequentie is vereist? Welke verstrekkings- en verantwoordingseisen zijn van toepassing ?
Vervolgens komt dan de vraag of de cliënt keuzevrijheid krijgt voor een pgb, en zo ja, welke voorwaarden er aan dat pgb worden gesteld. Die voorwaarden moeten dan ook duidelijk kenbaar in de beschikking worden opgenomen.
Kortom, zorg ervoor dat de ondersteuning terechtkomt bij degenen die hem echt nodig hebben. Dat geldt voor zowel maatwerkvoorzieningen in natura als voor pgb’s.