De arbeidsdeelname van vrouwen is aanzienlijk lager dan die van mannen. Kortom, er is voor gemeenten nog werk aan de winkel. Een hogere arbeidsdeelname draagt uiteraard bij aan een beter economisch klimaat in de gemeente. Dus ook aan minder armoede. Het mes snijdt aan twee kanten. Hoe stimulerend is uw gemeente voor niet-uitkeringsgerechtigden?
Een niet-uitkeringsgerechtigde is:
In de wandelgangen worden ze nuggers genoemd.
De Inspectie van SZW heeft in een onderzoek een schatting gemaakt. Zij onderscheidt 2 groepen: jonggehandicapte niet-uitkeringsgerechtigden die voorheen een beroep konden doen op de Wajong, en de overige niet-uitkeringsgerechtigden. In totaal gaat het om ongeveer 76.000 personen. De doelgroep niet-uitkeringsgerechtigden zou groter kunnen zijn als de doelgroep zich ook altijd zou inschrijven bij UWV. Denk bijvoorbeeld aan de groep spookjongeren die geschat wordt op 134.000 personen.
Gemeenten kregen in 1995 de taak om niet-uitkeringsgerechtigden, indien nodig, een re-integratietraject aan te bieden. Deze taak vloeit – aldus de wetgever – voort uit het algemeen belang om de arbeidsparticipatie te vergroten.
Het is aan de gemeente om te bepalen
Hierbij geldt, net als bij uitkeringsgerechtigden, dat het moet gaan om de kortste weg naar duurzame arbeidsparticipatie. Uit onderzoek is bekend dat voor niet-uitkeringsgerechtigden re-integratie positief uitwerkt, vooral omdat deze groep erg gemotiveerd is om te werken.
Specifieke beleidsnota’s over niet-uitkeringsgerechtigden zijn zeldzaam. Op gemeentelijke websites is vaak weinig te vinden over de aanspraken die niet-uitkeringsgerechtigden hebben op ondersteuning. In een verordening geeft de gemeente aan welke regels zij stelt met betrekking tot de re-integratie van de verschillende doelgroepen. Uit het oogpunt van vindbaarheid hecht de wetgever daar grote waarde aan. Juist niet-uitkeringsgerechtigden kunnen zo te weten komen wat zij concreet van de gemeente kunnen verwachten. Niet-uitkeringsgerechtigden kunnen zich dan op deze verordening beroepen. Bijvoorbeeld op de ondersteuning bij de combinatie arbeid en zorg. Veel verordeningen laten zich echter niet uit over het beleid dat de gemeente voert ten aanzien niet-uitkeringsgerechtigden. En als er al beleid is, dan heeft die vaak een beperkende inhoud.
Voorbeelden van beperkende voorschriften in verordeningen zijn:
De vraag is of een aantal van deze beperkende voorschriften niet negatief uitwerkt op de beoogde doelstelling: verhoging van de arbeidsparticipatie. Uitsluitingen bij een gezinsinkomen van 130% en een vermogensgrens koppelen aan de voor de bijstand geldende vermogensvrijlating, beperken de doelgroep zeer. Zulke uitsluitingen lijken meer geïnspireerd door bijstandsdenken (de opleiding wordt niet noodzakelijk geacht omdat het gezinsinkomen al op minimumloon ligt) of door bezuinigingen op de gemeentelijke uitgaven, dan dat ze arbeidsparticipatie bevorderen. Zijn gemeenten wellicht minder toegankelijk voor niet-uitkeringsgerechtigden omdat tegenover de uitgaven geen uitkeringsbesparing ligt? Dat is kortetermijndenken, want het remt de arbeidsdeelname die wordt nagestreefd én het verhoogt de kwetsbaarheid, (economische) afhankelijkheid en het risico op beroep op de bijstand (bijvoorbeeld na een echtscheiding).