Gerritsen, met een achtergrond als advocaat in het sociale zekerheidsrecht, is bij Stimulansz specialist op het gebied van de Participatiewet en inmiddels ook op dat van inburgering. De nieuwe wet en de consequenties voor gemeenten en nieuwkomers heeft zij tot in detail nagevlooid. Daardoor worden steeds de meest recente ontwikkelingen opgenomen in de module Inburgering die Stimulansz aanbiedt, als onderdeel van de kennisbank Inzicht Sociaal Domein. Deze database bevat praktische, juridische en beleidsmatige informatie rond het thema inburgering, inclusief onderwerpen als handhaving en kwaliteit. Daarnaast komen er nog trainingen en bijeenkomsten.
In het nieuwe stelsel gelden ambitieuzere normen voor het taalniveau van de nieuwkomers dan in het oude systeem, en asiel- en gezinsmigranten worden verondersteld taallessen met (vrijwilligers)werk of stage te combineren. Die duale aanpak sluit aan bij de gemeentelijke uitvoeringspraktijk, vooral de Participatiewet. Inburgeraars hoeven verder niet meer zelf een taalcursus te vinden; gemeenten zoeken een passend en kwalitatief goed aanbod.
“Het plan is gebaseerd op informatie die de gemeente krijgt uit de zogeheten ‘brede intake’ en de uitkomst van een leerbaarheidstoets. De informatie die de brede intake oplevert vormt samen met de leerbaarheidstoets de start van het PIP. “Om maatwerk te kunnen leveren en de best passende leerroute vast te stellen, moet die intake echt heel zorgvuldig gebeuren”, benadrukt Gerritsen.
De intake begint bij voorkeur al in het AZC, dus nog voor de nieuwkomer gehuisvest is in zijn of haar toekomstige woonplaats. Vaste en verplichte elementen zijn een leerbaarheidstoets, een onderzoek naar het onderwijs- en werkverleden van betrokkene en een verkenning van diens persoonlijke omstandigheden.
Mede aan de hand van de uitkomsten beziet de gemeente welke leerroute de inburgeringsplichtige zal volgen. “De bedoeling is dat het PIP aansluit bij iemands capaciteiten en mogelijkheden, maar ook bij diens wensen. Sluit de leerroute niet alleen aan bij iemands capaciteiten, maar ook bij zijn of haar ambities, dan geeft dat de grootste kans op succes.”
Juridisch heeft het PIP de status van een gemeentelijke beschikking, inclusief bezwaar- en beroepsmogelijkheid. Verplichte componenten zijn afspraken over de leerroute die de nieuwkomer wordt verondersteld te volgen. Er is keuze uit drie denkbare opleidingstrajecten. Allereerst is er de reguliere inburgeringsroute (B1-route), die leidt tot een zodanige taalbeheersing dat de inburgeraar zich zelfstandig kan redden. De onderwijsroute bevat een taalschakeltraject, waarna de cursisten uiteindelijk kunnen instromen in het reguliere beroepsonderwijs of wetenschappelijk onderwijs. Voorheen stond er voor deze route een leeftijdsgrens van 28 jaar, maar die is in de laatste versie van het wetsvoorstel vervallen.
Dan is er nog de minder hoog gegrepen en praktijkgerichte zelfredzaamheidsroute, die opleidt tot een beperkter taalniveau, maar waarin wel activering en deelname aan de Nederlandse samenleving centraal staan. Zelfs binnen de B1 leerroute bestaat ruimte voor maatwerk, vult Gerritsen aan: “Kan een nieuwkomer dat niveau niet op alle onderdelen halen, dan kan het iets naar beneden bijgesteld worden.”
Gezinsmigranten vormen een aparte categorie binnen de doelgroep. “De gemeente heeft voor gezinsmigranten niet de plicht een taaltraject aan te bieden, maar wel om ondersteuning en begeleiding te geven. Dus daarin gaan zij gewoon mee in de grote groep, inclusief een brede intake, een PIP en voortgangsgesprekken. Ze zijn alleen vrij in hun keuze van het taaltraject.” Anders dan statushouders moeten gezinsmigranten zelf hun taallessen en examens betalen, zo nodig met een lening van DUO.
Nieuw aan de wet is dat inburgeraars met een psychische, lichamelijke of verstandelijke beperking gedeeltelijk kunnen worden vrijgesteld van de inburgeringsplicht. “In het huidige stelsel bestaat alleen de mogelijkheid voor een volledige ontheffing”, aldus Gerritsen. Een gedeeltelijke dispensatie sluit aan bij de Participatiewet, die voorschrijft dat uitkeringsgerechtigden meedoen naar vermogen.
Kennis nemen van de Nederlandse kernwaarden en een belofte die te respecteren horen ook bij de inburgering. Binnen drie jaar na aanvang van de inburgeringstermijn moeten de inburgeraars een ‘participatieverklaringstraject’ (PVT) doorlopen, afgerond met het ondertekenen van een participatieverklaring. Eenzelfde termijn geldt voor het volgen van de Module Arbeidsmarkt en Participatie (MAP), die nieuwkomers laat kennismaken met de Nederlandse arbeidsmarkt.
Gerritsen wijst erop dat gemeenten echt werk moeten maken van het inburgeringsaanbod en de manier waarop ze dat willen organiseren, inclusief toezicht en voortgang. “Je kunt alles inkopen en uitbesteden, maar ook onderbrengen in je eigen organisatie, bij de afdeling Werk en Inkomen, of een specifieke afdeling Inburgering. Als lokale overheid moet je veel en scherpe keuzes maken de komende maanden. Hoe je het vormgeeft bepaalt uiteindelijk het succes.”