De essentie van de werkwijze is maatwerk, waarbij de inwoner het vertrekpunt is, en niet de wet- en regelgeving bovenaan staat, vertelt Kitty Janssens over de nog jonge en door te ontwikkelen praktijk in haar gemeente. Zij is procesregisseur bij de hulp en ondersteuning aan huishoudens met meervoudige problematiek; ‘multipech-gezinnen’, zoals zij ze liefst noemt. In die hoedanigheid is zij betrokken bij zowel beleid als uitvoering.
Om het beoogde maatwerk te kunnen leveren zetten Janssens en haar collega’s van de uitvoering de Omgekeerde Toets in, een methodiek die is ontwikkeld door Stimulansz. “Het consequent toepassen van de Omgekeerde Toets leidt tot integrale dienstverlening, iets waarvan we al lang zeggen dat we het nastreven.” Cruciaal is dat goed geluisterd wordt naar wat inwoners zelf als mogelijke oplossing voor hun problemen aandragen. Maar ook dat professionals ‘ontschot’ denken en niet vasthouden aan de eigen discipline, uit te voeren wet of achtergrond.
De Omgekeerde Toets telt vier uitvoeringstappen. Allereerst: bepalen welk effect de burger wil bereiken. Vervolgens wordt de vraag gesteld of het beoogde effect voldoet aan de reden waarom een wet in het sociaal domein geschreven is (de grondwaarde). Ook ethische afwegingen horen erbij, bijvoorbeeld of een besluit aansluit bij de vaardigheden van de inwoner, of bij het lokale beleid. De laatste stap is een juridische toets: voldoet het besluit aan de wet?
Maatwerk begint in Roermond bij het eerste contact, legt Janssens uit. “De collega’s van het klantcontactcentrum filteren uit het gesprek de hoofdvraag van de inwoner, door verdiepende vragen. Daarna plant de medewerker een afspraak in met een professional van onze gebiedsteams.” Die teams in de wijken en dorpen bestaan uit medewerkers op het gebied van schuldhulp, werk, inkomen, leerplicht en voortijdig schoolverlaten. Een van hen legt contact en luistert goed naar het verhaal van de inwoner. “Aan het eind van het gesprek vat de professional samen wat laatstgenoemde zelf met ondersteuning zou willen bereiken”, schetst Janssens de werkwijze. “Als het goed is, is op dat moment duidelijk of de inwoner een enkelvoudige vraag heeft; denk aan een scootmobiel. Maar ook kunnen er zorgen of vragen zijn op andere leefgebieden, zoals wonen, inkomen, daginvulling, financiën of zorg. Komt de generalist tot de conclusie dat sprake is van een meervoudige vraag, dan wordt het eigen toekomstplan van de inwoner besproken, om vast te stellen wat die met ondersteuning wil bereiken.” Een andere benadering dan vroeger, aldus Janssens: “Toen namen wij het als professionals vaak over en bedachten wij wat goed voor de inwoners was. Dat draaien we echt om nu.”
De volgende stap is een ronde tafelbijeenkomst. “De procesregisseur nodigt samen de inwoner de juiste mensen uit. In de ruimte staat een flap-over, waarop we het toekomstplan van de inwoner opschrijven in een drieluik. In het eerste vak schrijft de procesregisseur alle leefgebieden onder elkaar. Het middenvak bevat afspraken die we maken om de situatie op genoemde leefgebieden te verbeteren. In het laatste vak schrijven we hoe het er over een jaar zou moeten uitzien. Het perspectief van de inwoner, zijn leefwereld en zijn netwerk zijn leidend. Alle deelnemende professionals zetten even hun eigen pet af en proberen met elkaar een maatwerkplan op te stellen.”
Belangrijk is volgens Janssens dat de inwoner niet telkens opnieuw zijn verhaal moet doen. Zij benadrukt verder de noodzaak van een open gesprek. “Zonder enig vooroordeel, ook al kent de generalist de inwoner mogelijk uit het eigen werkverleden.”
Wat de toepassing van de Omgekeerde Toets betreft zit haar gemeente nog in een leerproces. Het ‘stappenkaartje’ van de methodiek komt nog regelmatig uit de la, vertelt ze: “Het is voor ons een totaal nieuwe werkwijze, om eerst te vragen naar het toekomstplan van de inwoner, en niet eerst te kijken naar wat van de wet mag of moet. Ook nemen we in gedachte mee wat de effecten op korte en langere termijn zijn, en wat er gebeurt als we niks doen. Plus het kostenplaatje. Zeker in het sociaal domein was dat niet altijd gebruikelijk. Een ethische vraag die we ook niet mogen overslaan: wat als ik op de stoel van die inwoner zou zitten?”
De inwoners van Roermond zijn met maatwerk beter af, is Janssens’ overtuiging. Uit de praktijk illustreert ze dit met de casus van een alleenwonende man, voor wie huisuitzetting dreigde toen hij de huur niet meer opbrengen. Zijn woning was vervuild, en hij kwam al jaren het huis amper uit door angst- en dwangstoornissen. “Met hem hebben we een plan van aanpak gemaakt, samen met de woningcorporatie, een zorginstelling en de schuldhulpverlening. Meneer, een Hbo’er zonder verslaving, is opgenomen wegens zijn stoornissen. Tijdens de opname hebben we als gemeente geïnvesteerd in het ontruimen van de woning. De woningcorporatie was bereid het huis te renoveren. De man is nu terug in zijn eigen huis, met Wmo-ondersteuning en hulp van een budgetbeheerder. Hij gaat vrijwilligerswerk doen. We zijn ervan overtuigd dat deze meneer met de juiste ondersteuning volledig zelfredzaam kan worden en verder kan met zijn leven. Een mooi resultaat van integrale dienstverlening.“
Goed samenspel met netwerkpartners uit de zorgstructuur – gecontracteerde partner maar ook andere – is een voorwaarde is om integrale dienstverlening te realiseren. Janssens: “Ook zij zijn enthousiast over onze nieuwe werkwijze. Met elkaar kunnen we knelpunten oplossen. De casus die ik zo-even noemde, illustreert dat goed. Er lag al een vonnis voor huisuitzetting. Zonder de medewerking van de woningcorporatie had het zo niet uit kunnen pakken.”
De inspanningen leiden volgens Janssens uiteindelijk tot rust en overzicht bij inwoners. “Voor hen is de gemeente vaak een instantie met een hoge drempel. Zeker in het sociaal domein. Die weten we behoorlijk te verlagen. Mensen voelen dat zelf ook zo, afgaand op de kaartjes die wij soms krijgen. En niet te vergeten: Ook óns als professionals geeft de deze werkwijze houvast, structuur en overzicht.”